Een verzekering bij overlijden: Via de IPT of toch beter privé?
Dit artikel onderzoekt of het afsluiten van een overlijdensverzekering financieel gezien het beste kan gebeuren via een Individuele Pensioentoezegging (IPT) of een privépolis. Een overlijdensverzekering is belangrijk omdat het vroegtijdig overlijden van een levenspartner financiële problemen kan veroorzaken voor het gezin. Het wegvallen van inkomen, vooral voor jonge gezinnen, kan de levensstijl van de overlevende ouder beïnvloeden en nadelige gevolgen hebben voor de kinderen. Een verzekering tegen vroegtijdig overlijden wordt daarom als een oplossing beschouwd.
IPT wordt gedefinieerd als een pensioenovereenkomst voor bedrijfsleiders en rechthebbenden, waarbij ook een uitkering bij vroegtijdig overlijden kan worden voorzien. In dit artikel worden drie scenario’s onderzocht voor het afsluiten van een overlijdensverzekering:
In dit scenario wordt de premie privé betaald en fiscaal behandeld onder langetermijnsparen (3de pijler). De premie is aftrekbaar van de belastingen en levert een fiscaal voordeel op. De netto kost voor de verzekeringnemer wordt lager dan de bruto premie, maar de vennootschap moet een loonkost dragen om de premie te kunnen betalen. De uitkering bij overlijden wordt belast.
Hier betaalt de vennootschap de premie en fiscaal wordt dit behandeld onder de IPT (2de pijler). De verzekeringstaks is hoger, maar de premie is volledig aftrekbaar voor de vennootschap zonder bijkomende inkomstenbelastingen voor de bedrijfsleider. Hoewel de netto kost voor de vennootschap in dit scenario in eerste instantie hoger lijkt dan in scenario 1, blijkt het totaalplaatje interessanter te zijn. De uitkering bij overlijden wordt ook belast, maar de totale kost is lager.
- Scenario 3: Buiten Fiscaliteit
In dit scenario wordt de premie privé betaald en buiten iedere fiscaliteit gehouden (4de pijler). Er is geen fiscaal voordeel op de premie, maar er zijn ook geen belastingen op de premie of uitkering. Successierechten kunnen echter van toepassing zijn, en deze kunnen aanzienlijk variëren afhankelijk van de begunstigde.
Conclusie: Uit de vergelijking blijkt dat, ondanks de hogere taksen op de premie en uitkering, een IPT vaak de meest efficiënte manier is om een hoger verzekeringskapitaal te verkrijgen met dezelfde financiële inspanning van de vennootschap. Het economisch voordeel van een IPT wordt vooral duidelijk wanneer de vennootschap de premie kan dragen. Belastingen op uitkeringen en successierechten zijn belangrijke overwegingen bij het maken van deze keuze.
Dit artikel benadrukt het belang van een overlijdensverzekering en toont aan dat, afhankelijk van de situatie, een IPT vaak de meest gunstige optie is om financiële bescherming te bieden bij vroegtijdig overlijden.
Hoe structurele excess cash slim beleggen?
Voor veel vennootschappen is het een bekend probleem: overtollig geld dat gewoon op een spaarrekening staat. Ondanks de (beperkte) rente die je momenteel ontvangt op een spaar- of termijnrekening, is het werkelijke rendement door het huidige inflatieniveau nog steeds negatief.
Gelukkig zijn er alternatieven voor vennootschappen met een (middel)lange beleggingshorizon. In dit artikel willen we graag meer uitleg geven over een zogenaamd Tak 6-contract, ook bekend als een kapitalisatiecontract. Dit specifieke contract is bedoeld voor vennootschappen en verschilt van een traditionele verzekering doordat er geen verzekerde en begunstigde zijn.
Flexibiliteit & Diversificatie
Met een Tak 6-contract kun je investeren in een breed scala aan beleggingsfondsen van internationale fondsenbeheerders. Afhankelijk van je risicobereidheid en beleggingshorizon kun je kiezen voor een meer of minder dynamische invulling. Het mooie van dit contract is de grote flexibiliteit. Je kunt zelf bepalen hoeveel van je vermogen wordt blootgesteld aan aandelen, door de juiste mix van beleggingsfondsen en trackers te selecteren. Dit betekent dat je niet per se voor 100% in aandelen hoeft te zitten, zoals bij een DBI-mandaat.
Kosten & Fiscaliteit
Een Tak 6-contract wordt gezien als één belegging, waardoor het gemakkelijker is voor je boekhouding. Het arbitreren binnen het contract heeft geen boekhoudkundige gevolgen, in tegenstelling tot het rechtstreeks aanhouden van individuele beleggingsfondsen. Wat de fiscale aspecten betreft, worden de meerwaarden op contractniveau belastbaar, maar de eventuele minwaarden kunnen ook worden afgetrokken. Stortingen in het kapitalisatiecontract zijn vrijgesteld van de taks op verzekeringsverrichtingen. Bovendien beleggen verzekeringsmaatschappijen in goedkope clean shares van externe fondsen (indien beschikbaar).
Een Luxemburgs kapitalisatiecontract via een Belgisch bijkantoor
Met een Tak 6-contract geniet je van extra bescherming door de Luxemburgse veiligheidsdriehoek. Dit biedt solide garanties in geval van faillissement van de verzekeraar, omdat de activa van de verzekeringsnemers worden bewaard op speciale rekeningen bij erkende bewaarbanken, waarop de belegger voorrang heeft. De Luxemburgse toezichthouder, CAA (Commissariat aux Assurances), houdt hier strikt toezicht op. Vanwege veranderende tijden geven veel beleggers en financieel adviseurs er de voorkeur aan om dit Luxemburgse contract aan te houden via een Belgisch bijkantoor, zodat het vermogen in eigen land blijft.
Een Tak 6-contract kan ook worden gecombineerd met een veiligere belegging via een zogenaamd Tak 26-contract, dat recht geeft op een gegarandeerde minimumrente. In tegenstelling tot een Tak 21- en Tak 23-contract is hier geen premietaks verschuldigd.
Onze Financial Butlers staan klaar om een oplossing op maat van jouw behoeften uit te werken. We doen dit graag in samenspraak met jouw boekhouder of accountant. Neem gerust contact met ons op voor meer informatie.
Langetermijnsparen: een slimme keuze voor 2023?
Wist je dat langetermijnsparen een slimme zet is, vooral nu het hervormingsplan van minister Van Peteghem mogelijk fiscale voordelen zal beperken vanaf 2024? Het is dus verstandig om nu nog een contract af te sluiten en te profiteren van de voordelen.
Waarom langetermijnsparen?
Naast het bekende pensioensparen en sparen voor later, biedt fiscaal langetermijnsparen een extra aanvulling op je pensioen. Het mooie is dat je niet alleen belastingvoordeel geniet op de premies die je tijdens je loopbaan stort, maar ook tijdens je pensioen. Met langetermijnsparen bepaal je zelf de einddatum van het contract, die kan samenvallen met je pensioenleeftijd of later.
De impact van het fiscale hervormingsplan
Minister Van Peteghem’s voorstel voor fiscale hervormingen om het fiscaal voordeel van langetermijnsparen vanaf 2024 te beëindigen, maakt het nog interessanter om nu een contract af te sluiten. Bestaande contracten behouden hun fiscale voordelen tot de eindvervaldag, maar verlenging van contracten is niet mogelijk. Een nieuw contract afsluiten kan wel nog in 2023, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
Profiteer van 30% fiscaal voordeel
Met langetermijnsparen kun je jaarlijks tot 705,00 euro minder belastingen betalen. De maximale premie die je voor belastingvermindering kunt inbrengen, varieert en is afhankelijk van je belastbaar beroepsinkomen en persoonlijke situatie, met een maximum van 2.350,00 euro. Als je het maximumbedrag kunt inbrengen, geniet je een belastingvoordeel van 30% of 705,00 euro per jaar.
Flexibiliteit en vrijheid
Het langetermijnsparen kent een eindbelasting, meestal via een anticipatieve heffing van 10% op je 60ste verjaardag of 10 jaar na het sluiten van het contract als je 55 jaar of ouder bent. Je kunt de reserve echter kosteloos geheel of gedeeltelijk opvragen zonder fiscale penalisatie als je contract minstens 10 jaar heeft gelopen en er eindbelasting is betaald, of als je met pensioen of vervroegd pensioen bent.
Exclusief via een verzekeraar
Langetermijnsparen kan alleen worden afgesloten via een verzekeraar. Het is een interessante optie om extra pensioenkapitaal op te bouwen, met een aantrekkelijke fiscale beloning van maximaal 705 EUR/jaar.
Wanneer is Langetermijnsparen interessant?
Langetermijnsparen is beschikbaar voor iedereen met een beroepsinkomen. Het biedt niet alleen een goede manier om extra pensioenkapitaal op te bouwen, maar dankzij de fiscale voordelen geniet je ook van een extra rendementshefboom, omdat de overheid een deel van je premie indirect betaalt. Door de belastingvermindering kun je jaarlijks aanzienlijk besparen.
Belangrijk aandachtspunt
Let wel op de huidige fiscale wetgeving die bepaalt dat er een gemeenschappelijk potje bestaat op de belastingbrief voor jouw stortingen in het kader van langetermijnsparen, de kapitaalsaflossing voor jouw (oude) hypotheeklening, en de premies van de schuldsaldoverzekering gekoppeld aan die kapitaalsaflossing. Dit potje mag het absolute bedrag van 2.350 euro/jaar niet overschrijden. Controleer dus goed of je nog ruimte hebt om de premies voor het langetermijnsparen fiscaal in te brengen.
Wil je meer weten over langetermijnsparen en hoe het jou kan helpen? Neem dan gerust contact met ons op.
Jouw erfbelasting verzekeren?
Het verzekeren van erfbelasting kan een manier zijn om ervoor te zorgen dat er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om de verschuldigde belasting te betalen bij een erfenis.
Er zijn enkele mogelijke benaderingen om dit op een correcte manier te doen:
Een vaak voorkomende strategie is het afsluiten van een levensverzekering die specifiek is ontworpen om de erfbelasting te dekken. Het verzekerde bedrag moet voldoende zijn om de belastingverplichtingen te dekken. Bij overlijden van de verzekerde wordt het uitgekeerde bedrag gebruikt om de erfbelasting te betalen.
Een uitvaartverzekering kan ook helpen bij het dekken van de erfbelasting, aangezien de uitkering na overlijden kan worden gebruikt om de belastingverplichtingen te voldoen. Het is echter belangrijk om te controleren of het uitgekeerde bedrag toereikend is om de volledige erfbelasting te dekken.
Een andere strategie kan zijn om tijdens het leven schenkingen te doen aan de beoogde erfgenamen, zodat de omvang van de nalatenschap en daarmee de erfbelasting wordt verminderd.
B-sure kan helpen om de regels en beperkingen met betrekking tot schenkingen en de impact op de erfbelasting in jouw specifieke rechtsgebied te begrijpen. Het is belangrijk om op te merken dat belastingwetten en -regels kunnen variëren afhankelijk van het rechtsgebied waarin je je bevindt.
Wij kunnen je helpen bij het bepalen van de beste strategie om de erfbelasting correct te verzekeren en te betalen.
Korte pauze
De Amerikaanse centrale bank houdt de pauzeknop van het monetaire beleid (even) ingedrukt. Naar alle waarschijnlijkheid slechts tot eind juli, wanneer een volgende hike met een kwart procent in de steigers wordt gezet. Uit de warrige commentaren van de Fed-voorzitter wordt afgeleid dat dit wellicht de laatste zal zijn van een reeks van verschroeiende verhogingen van haar beleidstarief. Nadien volgt een relatief lange periode van stabiele beleidsrentevoeten die pas in de tweede helft van 2024 een behoorlijke kans krijgt om geleidelijk wijze te dalen tot een niveau van 4,25% tegen medio 2025. Dit is nog steeds een restrictief hoog tarief dat de onzekerheid van de financiële markten uitstraalt over de bekwaamheid van de Fed om de kerninflatie substantieel terug te dringen.
Voor de Amerikaanse aandelenmarkten is het voorlopig voldoende om het einde van de tunnel te zien en in de komende maanden rekening mogen te houden met een plafonnering van de beleidsrente (of deze zich bevindt op 5% of 5,25% is niet zo belangrijk). Voor obligatiebeurzen is dit vooruitzicht echter nog steeds onvoldoende om een herstelbeweging in te zetten. Integendeel, door het beperkte dalingspotentieel van de rentetarieven situeert het startschot voor deze remonte zich steeds verder in de tijd.
Hopelijk maakt de Fed van deze tijdelijke windstilte gebruik om haar recente beleid met een objectieve blik te evalueren. Zoals opnieuw bleek uit de meest recente cijfers, blijft de kerninflatie immers verdacht hoog, ondanks een stijging van de officiële rentetarieven met 5% (!) sinds maart 2022. De algemene inflatie-index is wel degelijk flink afgenomen (dit is vooral merkbaar bij de groothandelsprijzen) maar hieraan heeft de centrale bank geen enkele verdienste. Deze daling staat immers volledig op rekening van de neerwaarts gerichte grondstoffen- en energieprijzen.
Ook de meeste andere deelcomponenten van de inflatie-indices houden zich gedeisd. De loonstijgingen in de private sector blijven voorlopig binnen een aanvaardbare band dankzij de realistische ingesteldheid van Corporate America. De exponentiële groei van de geldmassa (M2) is intussen tot bedaren gekomen omdat de noodzaak hiertoe is weggeëbd, na het volledig terugschroeven van de verstikkende maatregelen om de verspreiding van het Corona-virus te voorkomen. Ook vanuit dit gegeven moet men zich niet aan een versnelling van de inflatie verwachten. De liquiditeitsinjecties in het financiële systeem zijn intussen volledig stilgevallen (ook al lokte de drastische wijze waarop dit werd doorgevoerd ei-zo-na een nieuwe financiële crisis uit).
De opwaartse druk op de algemene inflatie-indicatoren verloor hierdoor aan kracht. De politiek van de centrale bank heeft hieraan geen enkele verdienste.
Uitgezuiverd voor energie- en voedselprijzen is dit helaas niet het geval. De kerninflatie weigert om te plooien. Dit fenomeen is grotendeels te wijten aan de renteverhogingen zelf. De financieringskosten van bedrijven nemen immers in belangrijke mate toe[i].
De sterk toegenomen financiële kosten worden vanzelfsprekend aan de eindconsument doorgerekend, zodat de rentestijgingen van de Fed en de ECB leiden tot een toename van de kerninflatie. In de algemene inflatiecijfers wordt de sprong van de financieringskosten gecompenseerd door dalende energieprijzen. Bij de kerncijfers is dit per definitie niet het geval.
Met een gewicht van 40% vormen de huurprijzen de belangrijkste deelindex van de kerninflatie. Deze sector heeft traditioneel echter een zeer hoge schuldratio waardoor de gestegen financieringskosten zich vrij snel vertalen in toenemende huurprijzen. Wat bezielt de Fed in hemelsnaam dan om de hypotheekrente te laten oplopen tot het hoogste niveau in 15 jaar? Hiermee wordt de (kern)inflatie immers verder aangewakkerd. Misschien is het de bedoeling om de bouwsector wat af te koelen? Deze sector vormt echter slechts 2% van de totale werkgelegenheid en daarenboven weigert zelfs die kleine sector om te breken onder het geweld van de centrale bank. Na een initiële duik neemt de activiteitsgraad intussen weer in belangrijke mate toe.
In de huidige omstandigheden zouden de inflatie-indices sneller een neerwaarts pad kunnen inzetten wanneer de rente zou dalen (en hierdoor de financieringskosten kunnen afnemen).
Ook de ECB heeft hier allerminst oren naar. In tegenstelling met haar Amerikaanse tegenvoeter werd het depositotarief verder opgetrokken en staat er nog een stijging met 25 basispunten om de hoek op ons te wachten. Het succes van de Europese rentestijgingen is zo mogelijk nog beperkter dan in de VS. Ondanks de sterk gedaalde energieprijzen en de afgenomen druk op de wereldmarkten voor voedsel, blijft het prijspeil verder versnellen voor de eindconsument die geconfronteerd wordt met double digit -groeicijfers voor voedingsproducten.
Dit duidt op een substantiële margeverbreding bij producenten. Greedflation heet dat dan, waartegen de Europese overheden opvallend weinig verweer bieden. Het is een open vraag wat we gaan doen wanneer de voedselprijzen op de wereldmarkten terug beginnen te stijgen … De redenen hiervoor zijn overigens niet denkbeeldig. In de bread basket van de VS heersten er zeer ongunstige klimaatomstandigheden, terwijl de Zwarte Zee moeilijker bereikbaar is geworden na de implosie van de intussen beruchte dam. Daarenboven toont Rusland zich zeer terughoudend om de akkoorden over voedseltransporten over de Zwarte Zee te verlengen.
De aandelenbeurzen lijken dit allemaal met het nodige relativeringsvermogen op te nemen en lieten in de eerste helft van 2023 een bewonderenswaardige prestatie optekenen. Ondanks onze appreciatie voor deze resultaten, mogen we niet uit het oog dat de bereikte waarderingsniveaus veronderstellen dat we het ongetwijfeld zwakke tweede en derde kwartaal van 2023 zonder al te veel kleurscheuren door zullen spartelen om vervolgens vanaf begin 2024 komaf te maken met alle kwelduivels die de economische ontwikkeling nu nog vertroebelen.
Grafiek : Evolutie van enkele wereldbeurzen sedert 1/1/2023 (returnindices[ii] in lokale munt)
Dit getuigt van moed en een optimistische houding, die gebaseerd is realistische veronderstellingen. Maar dit scenario zal in de komende maanden herhaaldelijk aan een lakmoestest worden onderworpen. Het verwachte draaiboek kan gaan wankelen wanneer de voedsel- en energieprijzen de verkeerde richting uitslaan wanneer het militaire conflict een (nog) grimmigere vorm aanneemt of indien de economische barometers in de VS of de Eurozone een diepere terugval laten optekenen dan nu wordt aangenomen.
Gelet op de weerbaarheid van de arbeidsmarkten lijkt ons dit onwaarschijnlijk. De recente, sterke terugval van een aantal Europese conjunctuurindicatoren voedt echter de twijfels over de onmiddellijke toekomst van de economie van het Avondland. De Amerikaanse economie lijkt echter af te stevenen op een scenario dat meer lijkt op een soft landing dan op een economische recessie, maar dat is grotendeels toe te schrijven aan demografische factoren.
De aandelenmarkten in de VS zijn intussen al stevig vooruitgelopen, vooral in de technologiesector. In de Eurozone werd het beursniveau opgetild door de koersstijgingen van de commerciële banken. Dit laatste grotendeels omwille van de margeverbetering dankzij het tijdelijke verschil van de opbrengsten op de interbancaire geldmarkten en de vergoeding voor spaardeposito’s.
Het zou ons dan ook niet verbazen dat de beursindices in de komende weken een wat lager niveau gaan opzoeken, om nadien met vernieuwd vertrouwen toe te slaan, wanneer de evolutie van de inflatie-indicatoren dat toelaat en er meer zekerheid komt over het economische herstel in het najaar van 2023.
Van China kan er alleszins weinig of geen steun worden verwacht. De economische groei is er immers dermate zwak dat hiervan geen positieve impuls kan uitgaan voor de rest van de wereldeconomie, zoals dat vroeger wel het geval is geweest. Het post-Corona tijdperk heeft weliswaar voor een kortstondige opstoot van de Chinese economische groei gezorgd maar dit bleef grotendeels beperkt tot de dienstensector. De industriële sectoren blijven echter kampen met structurele problemen, niet in het minst door de demografische druk als gevolg van de één-kind-politiek die in 1979 werd ingevoerd en tot rampzalige gevolgen leidt op de Chinese arbeidsmarkt.
De overheid kan hieraan niets meer wijzingen en verlaagt -bij gebrek aan betere ideeën- stelselmatig haar officiële rentetarieven in de hoop hiermee wat economische groei uit te lokken. Voor inflatie hoeft men in China echter niet te vrezen. De prijsindicatoren wijzigen er nauwelijks of niet. De zwakte van de economie en de dalende rente verzwakken de wisselkoers van Yuan systematisch ten opzichte van de euro en de VS-dollar, zodat noch Chinese aandelen, noch obligaties enig perspectief bieden. Het enige lichtpunt zijn de vernieuwde Chinees-Amerikaanse gesprekken die in een positieve sfeer lijken te verlopen. Daar ligt ook de enige hoop om het mensonwaardige conflict in Oekraïne sneller tot een oplossing te brengen.
Hoe laat je een groepsverzekering uitbetalen: in één keer of toch maar in stukjes?
Met een groepsverzekering bouw je een extralegale spaarpot op voor later, als aanvulling op uw wettelijk pensioen. Het betreft een levensverzekeringspolis, die de werkgever afsluit voor zijn personeel. De uitbetaling ervan kan in één keer of in stukjes gebeuren. Minister van Financiën Vincent Van Peteghem (cd&v) maakte deze zomer zijn blauwdruk voor een grote fiscale hervorming bekend. Om de toegang tot pensioensparen te verbreden voor alle werknemers en de betaalbaarheid daarvan te kunnen garanderen, wil hij onder meer de voorkeursbehandeling voor uitkeringen in kapitaal in het kader van een groepsverzekering gradueel wegwerken. Dat zit zo: een groepsverzekering via de werkgever geeft recht op de opgebouwde spaarpot vanaf pensionering. Je krijgt dan in principe de keuze tussen een uitbetaling van het gespaarde kapitaal in één keer of in stukjes. In dat laatste geval spreken we van een periodieke rente.
Wat denkt jouw Financial Butler?
In het geval van de uitkering van een groepsverzekering in de vorm van een rente, wordt de levenslang gegarandeerde rente echter stopgezet bij het overlijden van de begunstigde; het saldo van het kapitaal valt in de nalatenschap.
Onder het systeem van de rente na afstand van kapitaal dooft de rente uit bij overlijden en hebben de erfgenamen geen (erf)recht op het saldo van het kapitaal. Dit kan vooral nadelig zijn in het geval van een vroegtijdig overlijden van de oorspronkelijke begunstigde. Eventueel is het mogelijk om een aangroei van de rente te voorzien in het voordeel van de langstlevende, maar dit gaat gepaard met een zekere kostprijs. Een dergelijke aangroei van rente zorgt ervoor dat de rente zal worden verdergezet na overlijden in het voordeel van de langstlevende echtgenoot/partner. Een dergelijke aangroei van rente is in principe onderworpen aan erfbelasting.
Ook op fiscaal vlak maakt het wel degelijk een verschil of een pensioen wordt uitgekeerd onder de vorm van een kapitaal of in de vorm van een rente.
Indien de uitkering van bij het begin is uitgedrukt in een rente, zal deze rente belast worden zoals elke andere vorm van pensioen, met name met toepassing van de progressieve tarieven in de personenbelasting. Daardoor kunnen deze renten enerzijds genieten van de belastingvermindering inzake pensioenen, maar anderzijds kan het marginaal tarief van 50% van toepassing zijn indien de belastingplichtige aanzienlijke andere inkomsten geniet (inkomsten uit onroerend goed, pensioenen, etc.). Het is dus niet uitgesloten dat er een aanzienlijke belasting zal worden geheven op de rente.
Indien het daarentegen een rente betreft na afstand van kapitaal, zal de jaarlijkse rente forfaitair belast worden, berekend aan 3% van het bedrag van het afgestane kapitaal. Dit forfaitair bedrag wordt beschouwd als een roerend inkomen, onderworpen aan een afzonderlijke belastingheffing van 30%, te verhogen met de gemeentebelasting.
Het “renteklimaat” in België is fiscaal niet interessant genoeg om van periodieke betalingen gebruik te maken. Er is wel een verzekeraar op de Belgische markt die het aantrekkelijk maakt om het uitbetaalde pensioenkapitaal (of een deel hiervan) om te zetten in een gegarandeerde levenslange netto onbelastbare uitkering.Een persoon van de leeftijd van 67 jaar, zal bij een storting van € 100.000,00 levenslang een netto maandelijks bedrag genieten van € 296,24 (3,7%).
Bij het overlijden van de begunstigde wordt vervolgens ook het resterende kapitaal uitbetaald aan de nabestaanden. Het is zelfs mogelijk om het te gebruiken in het kader van vermogensstructurering, door het te schenken met een last onder de vorm van een rente.
Welke opties hebt u?
De wet legt geen voorwaarden op voor de uitbetaling van de groepsverzekering. Het pensioenreglement vermeldt de concrete mogelijkheden. De meest voorkomende is de eenmalige uitkering van het kapitaal. Volgens de verzekeraarskoepel Assuralia kiezen ruim negen op de tien werknemers daarvoor.
“Voorziet jouw groepsverzekering in de toekenning van het kapitaal in de vorm van een periodieke rente, dan bepaalt het pensioenreglement de regelmaat”, zegt Sammy Bogaert, adviseur levensverzekeringen bij Assuralia. “Meestal is dat maandelijks of per kwartaal. Je geniet in principe van een levenslange uitkering, maar je kunt niet vrij beschikken over het opgebouwde kapitaal.”
“Ook als je groepsverzekering voorziet in een eenmalige uitbetaling van het kapitaal, heb je wettelijk het recht om het bedrag toch nog te laten omzetten in een levenslange rente. Ook dan verlies je het beschikkingsrecht over het kapitaal.”
Is een indexering van de rente mogelijk?
De hoge inflatie maakt spaargeld jaar na jaar minder waard. Helaas kan de rente niet automatisch gekoppeld worden aan zo’n algemene prijsstijging. “Groepsverzekeringspolissen kunnen wel voorzien in een indexering tegen een vast percentage”, merkt Sammy Bogaert op. “Maar dat vertaalt zich voor eenzelfde beginkapitaal dan in een lagere rente bij de start van de uitkering, in vergelijking met het bedrag dat je zou ontvangen bij een vaste rente.”
Hoe wordt de groepsverzekering belast?
Bij een eenmalige uitbetaling worden van het opgebouwde brutokapitaal (inclusief winstdeelname) allereerst een Riziv-bijdrage (3,55%) en een solidariteitsbijdrage (0 tot 2%) afgehouden. Daarna volgt een eindbelasting op het brutobedrag (zonder winstdeelname). Die hangt af van allerlei parameters:
• Op het deel van het pensioenkapitaal dat is opgebouwd met de werknemersbijdragen, geldt een belasting van 16,5 procent voor stortingen tot 1993 en van 10 procent op de stortingen vanaf 1993.
• De belasting op het gedeelte van het kapitaal dat gevormd is door de werkgeverspremies hangt af van de leeftijd op het moment van de uitbetaling en hoelang je actief bent gebleven. Het tarief varieert tussen 10 en 20 procent. In de meeste gevallen bedraagt het 10 of 16,5 procent (plus gemeentelijke opcentiemen).
“Voorziet jouw groepsverzekering in een uitbetaling in rente, dan betaal je dezelfde Riziv-bijdrage, maar geen solidariteitsbijdrage”, zegt Sammy Bogaert. “Daarna wordt bij elke uitkering nog belasting afgehouden. Het periodieke inkomen wordt belast in de personenbelasting volgens de progressieve tarieven. Daardoor komen de rentes wel in aanmerking voor een belastingvermindering inzake pensioenen, maar worden ze – indien je al veel andere inkomsten geniet – mogelijk belast tegen het marginale tarief van 50 procent (plus gemeentelijke opcentiemen).”
“Voorziet jouw groepsverzekering in de uitkering van een kapitaal, maar beslis je het bedrag alsnog te laten uitbetalen in rente, dan wordt eerst een belasting afgehouden alsof de uitbetaling zou gebeuren in de vorm van een eenmalig kapitaal. Vervolgens betaal je jaarlijks een afzonderlijke roerende voorheffing van 30 procent op 3 procent van het resterend kapitaal (plus gemeentelijke opcentiemen).”
Het fiscale regime verschilt dus naargelang de gekozen wijze van de uitkering. Uit het bovenstaande kunnen we concluderen dat de uitbetaling in kapitaal doorgaans de meest voordelige formule is. Maar die voorkeursbehandeling wil minister Van Peteghem dus wegwerken. Wordt vervolgd.
Wat gebeurt wanneer u overlijdt na uw pensionering?
Indien de uitkering van de groepsverzekering in één keer gebeurde, dan maakt wat overblijft van het pensioenkapitaal deel uit van de nalatenschap. Tenminste, indien er geen goede vermogensplanning werd uitgewerkt. Het is dan ook belangrijk u daarover tijdig te informeren bij een expert.
Kies je voor de uitbetaling in de vorm van een periodieke rente, dan wordt die in principe levenslang uitgekeerd, dus tot op het moment waarop u sterft. Sammy Bogaert: “Het reglement van de groepsverzekering kan wel een eventuele rente-overdracht op de langstlevende partner bevatten, tot wanneer die overlijdt. Een overdraagbare rente ligt voor eenzelfde beginkapitaal wel wat lager dan een niet-overdraagbare rente.” “Heb je ervoor gekozen het kapitaal alsnog te laten omzetten in een periodieke rente in plaats van het in één keer te laten uitbetalen? In dat geval heb je eigenlijk afstand van kapitaal gedaan, waardoor de erfgenamen na het overlijden in principe geen recht op het saldo van dat kapitaal hebben. Bij een vroegtijdig overlijden kan dat nadelig zijn.”
Wat gebeurt wanneer u overlijdt vóór uw pensionering?
In de meeste groepsverzekeringen zit een overlijdensdekking. Als je zou overlijden vóór de pensioenleeftijd, wordt een bedrag uitbetaald aan uw naasten. Hoe hoog dat bedrag is en wie het krijgt, staat beschreven in het pensioenreglement.
“Overlijd je vóór pensionering, dan wordt het uitgekeerde overlijdenskapitaal onderworpen aan een eindbelasting van 10 tot 16,5 procent (plus gemeentelijke opcentiemen) en in bepaalde gevallen ook aan een Riziv- en een solidariteitsbijdrage”, merkt Sammy Bogaert op. “Bovendien is ook erfbelasting verschuldigd, tenzij het kapitaal wordt uitgekeerd aan de echtgenoot of aan de kinderen jonger dan 21 jaar.”
Bron: Trends , 26/10/2022
Auteur: Roel Van Espen
Dit artikel werd gereproduceerd met toestemming van de uitgever, alle rechten voorbehouden. Elke reproductie dient het voorwerp uit te maken van een specifieke toestemming van de beheersvennootschap License2Publish: info@license2publish.be.
Panelgesprek: “Vermoordt de wetgever het leven?”
2022 was een pittig jaar voor de tweede pijler: de veranderende regelgeving stelde het vertrouwen van makelaars in leven danig op de proef. In het panelgesprek ‘Vermoordt de wetgever het leven’ voerden Michelle Bovy (Be Sure), Joeri De Greef (e-Gor powered by Brio) en Wim van Kerckhoven (MyFaro én verzekeringsmakelaar) een boeiend debat, deskundig gemodereerd door Moustapha Kharbouch (Ensur). Ze leerden ons hoe bij te blijven bij snel veranderende regelgevingen, wat de toegevoegde waarde van een makelaar is en welke nieuwe opportuniteiten deze uitdagingen bieden.
“Makelaars reageerden allemaal verschillend op de circulaire: sommigen panikeerden, anderen handelden juist heel commercieel.”
Voor wie het vergeten is: in maart 2022 liet de belastingadministratie via een fiscale circulaire weten dat de berekening voor de 80%-regel gewijzigd was en dat met terugwerkende kracht tot 2021. “Met e-Gor konden we snel schakelen, want we zijn klein, lean en mean”, aldus Joeri De Greef, “Bij onze makelaars was dat anders: sommigen panikeerden, anderen gingen er net heel commercieel mee om, iedereen had zijn eigen strategie en pakte het op zijn eigen manier aan.” Michelle Bovy beaamt dat 2022 een bijzonder zwaar jaar was. Haar kantoor stelde voor het eerst het departement leven in vraag. Wilden ze verder met levensverzekeringen, dan moest dat op een hele andere manier gebeuren.
Ook Bij MyFaro was het alle hens aan dek toen de 80%-berekeningen plots niet meer correct bleken te zijn. Wim van Kerckhoven: “Het implementeren van nieuwe regelgeving is op zich niet moeilijk, zeker niet als het duidelijk is, maar het opnieuw berekenen van de 80%-regel betekende voor makelaars heel wat administratieve overlast. Ze hadden immers nieuwe aanvullende data nodig, die niet onmiddellijk ter beschikking was. We hebben dus vooral ingezet op data-integratie van klantgegevens om de nieuwe berekeningen te kunnen maken. Daarnaast zochten we naar oplossingen om makelaars te steunen bij de impact van de fiscale circulaire, zowel op de premies als op het eindkapitaal van hun klanten.”
“Fiscale optimalisatie is vooral iets van makelaars. De focus moet terug op de klant liggen: die wil zorgeloos en comfortabel op pensioen gaan.”
Michelle: “Wat die verandering ons heel duidelijk maakte, is dat de vraag van de klant niet veranderd is, die is nog steeds: “Hoe kan ik zorgeloos met pensioen gaan?”. Onze klanten zijn blij zijn dat iemand hen helpt hun probleem op te lossen. En misschien zitten die oplossingen wel niet meer allemaal in de tweede pijler. De vraag is dan: hoe kan je dat als makelaar beheren, kan je dat zelf, of ga je partnerships aan?”
“Het is inderdaad de klant die opnieuw centraal moet staan”, bevestigt Joeri. “Is fiscale optimalisatie trouwens niet vooral een gemakkelijk gespreksonderwerp als onderdeel van het verkoopgesprek, iets waar vooral de makelaar zich op focust? Uiteraard is de klant niet tégen fiscale optimalisatie, maar hij wil eerst en vooral pensioencomfort. Verruim het adviesgesprek met uw klanten en bied naast pensioenoplossingen ook bescherming bij ziekte, bescherming voor het hele gezin, een spaarformule om de kinderen wat geld mee te geven als ze het huis uit gaan …”
“Luister naar de behoeften en noden van uw klanten. De wetgever zal met nog andere veranderingen komen waar we vlot mee zullen moeten omgaan. En als je gisteren fiscaal optimaliseerde, moet je dat morgen ook doen, maar gebruik toch ook het adviesgesprek om andere horizonten te verkennen. Daar zetten we als e-Gor heel erg op in, om de makelaar te helpen dat gesprek open te trekken.”
“Ook wij proberen makelaars een hele brede ondersteuning te bieden”, vervolgt Wim, “Onze softwaretool moet de informatie die de wetgever vraagt zo kant-en-klaar mogelijk aanleveren zodat de makelaar zich kan focussen op zijn commercieel verhaal, op het geven van advies. Met onze tool zetten we in op een hele brede en heel diepe benadering, diversificatie is immers noodzakelijk.”
“Makelaars moeten geen beleggingsspecialist zijn. Uw belangrijkste rol is advies geven. Ieder zijn specialiteit.”
“Door al die wettelijke verplichtingen, houden veel makelaars wat de boot af als op het leven aankomt”, merkt Michelle op. “De nieuwe regelgeving op het vlak van de tweede pijler leerde ons hoe belangrijk het is dat de tools waarmee we werken, snel kunnen schakelen en inspelen op de actualiteit zonder te moeten wachten op informatie van derden. Met ons kantoor beslisten we om onze salesstory veel breder te trekken.”
“Zo vinden we het noodzakelijk om het volledige vermogen in kaart te brengen en verder te kijken dan enkel verzekeringen maar bijvoorbeeld ook naar bancaire oplossingen of warrantenplannen om op een interessante manier aan pensioenopbouw te doen. Er is veel op de markt en als makelaar is het belangrijk om daarin je weg te vinden. Je kan dat alleen doen, met gebruik van tools die je daarmee in staat stellen, óf een samenwerking aangaan met een ander kantoor. Dat kan ook heel rendabel zijn. Ik geloof in een specialisatiemodel waarin iedereen zijn eigen competenties en sterktes heeft om zijn klanten oplossingen te bieden.”
“Iedereen moet hetzelfde verhaal vertellen, de ene mag niet product A verkopen en de andere product B als daar geen objectieve basis voor is.”
“Niet elke makelaar voelt zich comfortabel in de beleggingsmaterie”, aldus Joeri. “En dat hoeft ook niet. Klantenadviseurs moeten helemaal geen beleggingsspecialisten zijn. Hun rol is om te praten met hun klanten. Om te luisteren naar hun behoeften en noden, te praten over risico’s, dromen, productinvulling. Een neutrale belegger linken aan een neutraal product van Vivium is voor mij voldoende. Misschien vraagt één op de tien klanten door op de details, maar 90% van uw klanten zal perfect tevreden zijn met uw advies.”
“Als je een groter kantoor hebt of werkt met meerdere makelaars is het wel belangrijk dat alle klantenadviseurs hetzelfde verhaal brengen. De ene mag niet het product A verkopen en de andere het product B als daar geen objectieve basis voor is. Voor ons was het belangrijk: als we het verhaal breder willen trekken dan moeten we ook de salespitch harmoniseren met onze tools”, vertelt Michelle. Joeri vervolgt: “Dat kan je doen door in de back iemand de strategie te laten bepalen en zeggen ‘voor dit soort klant rollen we deze oplossing uit’, en dat gaan bewaken.”
“Op het gebied van administratie streven we naar één enkele input zodat het één ecosysteem wordt, één doorlopende flow.”
Wim beaamt: “We streven naar één flow vanaf het adviesgesprek tot en met het contract. Dus op het gebied van administratie één enkele input zodat het één ecosysteem is, één doorlopende flow. Het is dus belangrijk om een samenwerking op te zetten met iedereen: met beheerpakketten, maatschappijen, … Want waar draait het meestal om? Om data-instroom. Verzekeringsmaatschappijen kunnen de integratie van data maximaliseren, insurtechs zijn er om het de makelaar makkelijker te maken. Want niets zo vervelend als een dubbele input.
En voor wie doen we het? Voor de eindklant. Die heeft baat bij een digitaal dossier dat hem een overzicht geeft van zijn vermogen. Dat digitaal dossier kan trouwens ook nog gevoed worden door informatiestromen van derden, naast die van verzekeraars. Wij hopen dan ook op een maximale verdere samenwerking. We zien alvast een positieve evolutie, zo is er bijvoorbeeld al een integratie met Vivium. We hopen op termijn ook met andere verzekeraars te kunnen connecteren. Wij zijn alleszins klaar om in te pluggen.”
“We moeten streven naar data-uitwisseling met verzekeraars en insurtechs. Hoe meer we weten over onze klanten, hoe beter ons aanbod.”
“De waarde van ons bedrijf is meer en meer de waarde van onze data”, legt Michelle uit. “We staan als makelaar zeer dicht bij onze klant en we horen er zoveel mogelijk over te weten. Onze grote concurrenten zijn de bank-verzekeraars die een zeer doorgedreven klantbenadering hebben. Uit een recent onderzoek van Deloitte blijkt dat de digitalisatie verzekeraar-makelaar-eindklant echt achterophinkt in vergelijking met die van bank-verzekeraars. Het is 5 voor twaalf voor makelaars met ambitie in leven om de stap te zetten naar dataverwerking. Data betekent trouwens ook extra opportuniteiten. Hoe meer we weten, hoe meer we een aanbod op maat kunnen bieden aan onze klanten. Samen met verzekeraars en insurtechs moeten we streven naar die data-uitwisseling.”
Joeri bevestigt: “Een aantal makelaars is al op de data-trein gesprongen, maar sommigen hebben koudwatervrees, wat ik begrijp. Zeker bij de opstart is het overzetten van data in een nieuw platform een serieuze inspanning en behoorlijk tijdsintensief. Daarnaast is de win niet voor morgen, de vruchten van al dat harde werk kunnen pas later geplukt worden. Maar het is zonder enige twijfel de investering waard. Niet alleen bij toekomstige wetswijzigingen maar bijvoorbeeld ook bij de verkoop van uw kantoor. Wilt u weten welke tool het meest geschikt is voor uw kantoor? Ga dan praten met makelaars die al enkele jaren werken met een bepaald platform.”
“Hoe gemakkelijker u kunt connecteren met andere tools hoe succesvoller u wordt.”
“De insurtech markt is de laatste jaren enorm geëvolueerd”, aldus Michelle. Ook de uitwisseling tussen de verzekeringsmaatschappijen en de tools evolueert in goede zin. Dat is goed nieuws. Daarnaast vindt ik het belangrijk om als makelaar samen te werken met verzekeraars die hierop inzetten én met insurtechs die je ontzorgen en openstaan voor open communicatie en API’s. Hoe gemakkelijker je kan connecteren met andere tools hoe succesvoller je wordt. Soms vind ik wel dat wij ons als makelaar wat te veel moeten conformeren aan verzekeraars die een nieuwe tool ontwikkelen, waar wij dan mee moeten werken en onze data in moeten implementeren. Het is belangrijk dat ook wij als makelaar een efficiënt proces hebben.”
“We vergeten soms dat België uniek is, nergens doet de makelaardij het zo goed”, voegt Joeri nog toe. “Wat we wel nog kunnen optimaliseren, zijn de processen. Als een klant informatie nodig heeft, gaat hij die zoeken bij zijn makelaar. Maar ook de verzekeraar maakt deel uit van het ecosysteem, dus er mag een opening zijn van de klant naar de verzekeraar, tenminste als de klant daarom vraagt. Bijvoorbeeld als hij het rendement van zijn tak-23 belegging wil kennen. Ik geloof in ecosysteemdenken waarbij zowel klant, makelaar als maatschappij hun plaats hebben en ook verzekeraars een prominente rol kunnen hebben als de klant daarom vraagt.”
Vermoordt de wetgeving het leven?
Neen, zo’n vaart loopt het gelukkig niet. Maar misschien is het wel tijd om de klant terug centraal te zetten en nieuwe oplossingen aan te reiken indien nodig.
Als makelaars, verzekeraars en insurtechs samenwerken, kunnen we de uitdagingen omzetten in mogelijkheden, zoveel is zeker.
‘Neveneffecten afschaffing 80 procentregel voor aanvullend pensioen worden onderschat’
De afschaffing van de complexe 80 procentregel, die de maximale stortingen in een aanvullend pensioen bepaalt, wordt op gemengd applaus onthaald. ‘Sommige neveneffecten worden onderschat’, luidt het.In de hervormingsplannen die minister van Financiën Vincent Van Peteghem (CD&V) donderdag op tafel legde, zit ook de afschaffing van de 80 procentregel. De regel legt de maximale stortingen vast die u in uw aanvullend pensioen kunt doen, zodat uw wettelijk en aanvullend pensioen niet meer dan 80 procent van uw laatste loon vertegenwoordigen. Ter vervanging van de discutabele regel komt een nieuw stelsel, waarbij de maximale bijdrage in het aanvullend pensioen uitgedrukt wordt als een percentage van het loon. In het plan wordt een maximaal percentage van 12 procent vooropgesteld voor het loon onder het loonplafond (71.520 euro op jaarbasis in 2022), en 32 procent voor het loon boven dat plafond.
Vereenvoudiging
Volgens Paul Van Eesbeeck, vennoot bij Vereycken & Vereycken, is de vereenvoudiging een goede zaak. ‘De regel leidde de voorbije jaren tot veel discussies met de belastingadministratie’, zegt hij.
Toch zijn er belangrijke kanttekeningen. ‘De percentages van 12 en 32 procent lijken optisch hoog, maar vergeet niet dat veel zelfstandige bedrijfsleiders pas op latere leeftijd de financiële ruimte krijgen om een aanvullend pensioen op te bouwen. Wie een jaarloon van 60.000 euro heeft en kiest voor een Individuele Pensioentoezegging (IPT) kan jaarlijks maar 7.200 euro sparen. Als je daarmee op latere leeftijd begint, is het bedrag dat je opgebouwd hebt op je pensioenleeftijd relatief beperkt’, zegt hij.
Net daarom betreurt de expert dat de backservice-regeling ernstig aan banden wordt gelegd. Met die regeling kan de zelfstandige op latere leeftijd inhaalstortingen doen voor de jaren waarin hij nog geen financiële ruimte had om te sparen. De regeling bood ook de mogelijkheid bijkomende premies te storten na verhogingen van de bezoldiging. ‘Die backservice wordt nu herleid tot een rugzak-constructie. Wat overblijft is zeer mager’, zegt hij.
Werknemers
De 80 procentregel is niet alleen van toepassing op zelfstandigen, maar ook op werknemers. Daar lijken de percentages van 12 en 32 procent minder tot problemen te leiden, behalve dan voor sommige plannen van directieleden of bonusplannen waarin gesnoeid moet worden, meent Van Eesbeeck.
Het belangrijkste probleem situeert zich volgens Pieter Gillemon, pensioenspecialist bij het consultancybureau PwC, bij de cash-balanceplannen. In die plannen, waarvoor almaar meer werkgevers kiezen, garandeert de werkgever een jaarlijks rendement dat in veel gevallen hoger is dan het wettelijke minimumrendement.
‘In die plannen kan door de nieuwe regeling een probleem ontstaan in jaren met slechte beleggingsresultaten. De tekorten in die plannen moeten immers elk jaar worden aangezuiverd door middel van bijkomende premies die vrij snel kunnen oplopen tot meer dan 10 procent van het jaarloon. Door de nieuwe regels worden werknemers fiscaal gepenaliseerd telkens als de werkgever boven de grenzen van 12 en 32 procent moet gaan voor de verplichte aanzuivering van die tekorten’, zegt Gillemon.
Hij pleit ook voor een verlenging van de overgangsregeling voor de plannen met een te bereiken doel. ‘Veel plannen lopen nog langer dan 20 jaar. Omdat de opbouw in die plannen vooral in de laatste jaren gebeurt, is het voor die werknemers nadelig ze dan op enkele jaren voor hun pensioenleeftijd te moeten aftoppen’, zegt hij.
Auteur: De Tijd, 3 maart 2023.
Dit artikel werd gereproduceerd met toestemming van de uitgever, alle rechten voorbehouden. Elke reproductie dient het voorwerp uit te maken van een specifieke toestemming van de beheersvennootschap License2Publish: info@license2publish.be.
Opiniestuk over het voorstel van minister Lalieux – Het wettelijk pensioen
Opiniestuk over het voorstel van minister Lalieux – Het wettelijk pensioen
Maandag 13 februari was het weer tijd om ballonnetjes op te laten. De Minister van Pensioenen kwam met het voorstel om bedrijven met te weinig 60-plussers te beboeten.

Een toekomstgericht nationaal pensioenplan is hoogdringend
Maandag was het weer tijd om ballonnetjes op te laten. De Minister van Pensioenen kwam met het voorstel om bedrijven met te weinig 60-plussers te beboeten.
Het is een nieuw onderhandelstukje in een voortdurende politieke koehandel rond de betaalbaarheid van de pensioenen, zonder deze problematiek ernstig aan te pakken. Voor ons gaat het niet over enkele cijfertjes na de komma, of om het lanceren van wat losse ideetjes. Een duidelijk plan op lange termijn is broodnodig. Hiervoor is politieke moed nodig en we weten dat veranderingen zomaar niet zullen aanvaard worden door de bevolking. De harde betogingen in Frankrijk tonen dit aan. Maar wat is dan het alternatief? Willen we als samenleving verder doorgaan tot we niets anders kunnen dan de uitkeringen verlagen?
Terug naar het ballonnetje van de dag. De leeftijd waarop de gemiddelde Belg de arbeidsmarkt effectief verlaat, ligt onder de 61 jaar. Dat is beschamend: ons land behoort daarmee tot de zwaksten in Europa. Bij gebrek aan doortastende maatregelen heeft een loontrekkende er alleen maar baat bij om vroeger te stoppen met werken. Werkgevers worden vervolgens wel gestraft omdat ze te weinig ouderen in dienst hebben. Dit heeft trouwens weinig zin. Door de krapte op de arbeidsmarkt zullen bedrijven alle troeven moeten bovenhalen om zestigers, met hun kennis en ervaring, zo lang mogelijk aan het werk te houden. De overheid dient bedrijven hierbij te helpen door een al te gemakkelijke exit af te remmen.
Invoeren van de pensioenmalus
Daarom pleiten we voor het invoeren van een pensioenmalus. Naar analogie met andere Europese landen kan de pensioenmalus tussen 3% en 6% per jaar liggen. Drie jaar vroeger stoppen, kost dan tussen de 9% en 18% van het wettelijk pensioenbedrag, en dat voor de rest van het leven van de gepensioneerde. Maak de impact groot genoeg, en het resultaat zal volgen. Hierover zijn experten het eens, en andere landen toonden al aan dat de pensionmalus echt werkt. Zo steeg in Duitsland de effectieve pensioenleeftijd met meer dan één jaar en ligt die vandaag al op 63 jaar.
Overheid moet altijd het voorbeeld geven
Een mooi gebaar is dat de minister bereid is om, zij het beperkt, aan de welvaartsvastheid van het ambtenarenpensioen te raken. Het brengt ons een stapje dichter bij de gelijkheid tussen de pensioenstelsels. Maar er is meer nodig. Amper 19% van de ambtenaren doet de rit volledig uit. De overheid moet dan ook tonen dat het menens is om de activiteitsgraad op te trekken, en zich solidair opstellen met bedrijven en ondernemers die vandaag al vaker 60-plussers in dienst hebben. Dit kan bijvoorbeeld door alle voorkeurregimes van het overheidspersoneel uit te doven. De overheid zou daarmee een krachtig signaal geven dat een mentaliteitswijziging bij de Belg kan teweegbrengen. En die mentaliteitswijziging is meer dan nodig want we zullen elk wat langer moeten werken.
Aanvullend pensioen onder druk