Wanneer knalt het vuurwerk terug op de Chinese beurzen?

Een blik op de economische heropleving van China

De economie van China wordt gekenmerkt door ups en downs. China’s economische groei werd voornamelijk gedreven door de veerkracht van de hightech- en dienstensectoren, terwijl de vastgoedsector, schuldrisico’s en een zwakke consumptiegroei het land momenteel zorgen baren en risico’s vormen voor het groeitraject van China.

Structurele hervormingen

China moet deze kwesties aanpakken door middel van structurele hervormingen en een focus op een toekomstig ontwikkelingsmodel dat gestuwd wordt door technologie en innovatie. Simpel is dit niet! Volatiele externe omstandigheden zoals de handelsoorlog met Amerika, het conflict met Taiwan en een vergrijzende bevolking bemoeilijken dit proces.

Na drie jaar van een strikt COVID-preventiebeleid groeide de Chinese economie in 2023 als volgt:

1ste kwartaal van 2023: +4,5% (boven de marktverwachtingen).

2e kwartaal van 2023: +6,3% (onder de marktverwachtingen)

3e kwartaal van 2023: +4,9% (boven de marktverwachtingen).

4e kwartaal van 2023: +5,2% (onder de marktverwachtingen).

Het beleid van de ‘Drie Rode Lijnen’

De hightechindustrie en de dienstensectoren van China namen het afgelopen jaar het voortouw in China’s economische groei. De sterke groei in de hightechindustrie kan deels worden toegeschreven aan de steun van de Chinese overheid. Peking heeft het potentieel van hightechbedrijven erkend om economische groei en innovatie te stimuleren en deze steun zal in de toekomst worden voortgezet.

Ondanks deze robuuste economische prestaties staat de economie van China voor aanzienlijke uitdagingen, zoals bijvoorbeeld de vastgoedmarkt die er in lichterlaaie staat. De contractie op de vastgoedmarkt is niet nieuw. Het komt voort uit een reeks beleidsmaatregelen die eind 2020 zijn begonnen, met name het beleid van de ‘Drie Rode Lijnen’ dat is ontworpen om aanzienlijke risico’s te verminderen bij de vele vastgoedontwikkelaars met oplopende schulden. Sindsdien heeft Peking herhaaldelijk benadrukt dat huisvesting bedoeld is om in te wonen, en niet om te speculeren, waarbij het zijn vastberadenheid heeft bevestigd om risico’s op de woningmarkt onder controle te houden. Dit leidde zelfs tot heel wat faillissementen van vastgoedbedrijven waaronder het bekende Evergrande, China’s op één na grootste vastgoedpromotor.

Ondanks de aanhoudende daling van residentiële investeringen vertoonde de vastgoedsector tekenen van herstel in 2023 dankzij gunstigere beleidsmaatregelen. In januari 2023 kondigde de overheid een 21-puntenplan aan om de balansen van hoogwaardige vastgoedontwikkelaars te verbeteren. Peking versoepelde ook het hypotheekbeleid en verlichtte de eisen voor kopers van een eerste huis (gezinswoning) om het vertrouwen te stimuleren. Een snelle uitbreiding van de Chinese vastgoedmarkt is misschien voorbij, maar een kleinere markt met betere ontwikkelaars met meer overheidscontrole is waarschijnlijk de toekomst.

Demografisch probleem

De zwakke consumptiegroei van China is evenzeer een cyclische kwestie als een structurele. Historisch gezien is de consumptie van huishoudens als percentage van het BBP van China lager dan in andere vergelijkbare landen. Dit komt deels door het inhaalbeleid dat China heeft aangenomen sinds de hervormingen in de jaren tachtig. Deze strategie beoogt de economie te ontwikkelen door huishoudelijke besparingen te gebruiken om ondernemers te subsidiëren, waardoor de consumptie momenteel wordt onderdrukt.

China staat ook voor een groeiend demografisch probleem dat aanzienlijke invloed heeft op zijn economie. De vergrijzing van de bevolking en het dalende geboortecijfer hebben geleid tot een snel verouderende samenleving en een krimpende beroepsbevolking. Dit demografische fenomeen zet druk op verschillende aspecten van de economie, waaronder de arbeidsmarkt, het socialezekerheidsstelsel en de consumptiepatronen. Een krimpende beroepsbevolking kan leiden tot een afname van de productiviteit en een stijging van de arbeidskosten, wat de concurrentiekracht van China op de internationale markt kan aantasten. Bovendien legt de vergrijzing een grotere druk op het socialezekerheidsstelsel, met name op het gebied van gezondheidszorg en pensioenen, wat de overheidsuitgaven kan verhogen. Het demografische probleem van China benadrukt de noodzaak van beleidsmaatregelen gericht op het stimuleren van geboorten en het aanpakken van de uitdagingen van een vergrijzende bevolking om duurzame economische groei op lange termijn te waarborgen.

Chinese aandelenmarkt

Ook de Chinese beurs blijft voorlopig achter in vergelijking met ontwikkelde landen en met buurland India. Hoewel al veel slecht nieuws reeds in de koersen is verwerkt, mijden vermogensbeheerders vaak nog Chinese aandelen door een gebrek aan momentum. De Chinese overheid en de centrale bank (PBOC) proberen momenteel het tij te keren door steunpakketten toe te kennen en de markt van vers geld te voorzien. Dit moet het koopgedrag van de Chinese consument stimuleren. Vooral bedrijven uit de retailsector gerelateerd aan E-commerce (Alibaba, Pinduoduo, JD), toerisme (Trip.com) en vrije tijd (Meituan DianPing) kunnen daarbij profiteren. Ook Chinese technologiewaarden zoals bv. Baidu (Chinese Google) ogen ondergewaardeerd.  De Chinese beurs veerde de afgelopen weken alvast terug op.  

Of de negatieve trend nu definitief doorbroken wordt en de Chinese aandelenmarkt terug op de radar komt van investeerders zal de tijd moeten uitwijzen. Het effect van stimuli en liquiditeit mag daarbij niet onderschat worden. Het artikel “Meester de kunst van beleggen: Het samenspel tussen aandelenmarkten, economische cycli en liquiditeit voor u onthuld!” gaat hier dieper op in. 

Word je bij uw investeringsbeslissingen graag bijgestaan door een Financial Buter? Of bent u benieuwd hoe we u naar meer financieel geluk kunnen leiden? De koffie of een glaasje Bubbels staan altijd klaar. Bij B-sure is het helpen van onze cliënten in het nemen van de juiste beleggingsbeslissingen dag-in dag-uit onze passie!   

* De “drie rode lijnen” zijn een belangrijk onderdeel van het economisch beleid van China met betrekking tot de vastgoedsector. Deze lijnen worden gebruikt als richtlijnen om risico’s in de vastgoedmarkt te beheersen en financiële stabiliteit te waarborgen. De drie rode lijnen omvatten: 

  1. Schuld-ratio van vastgoedontwikkelaars: Dit verwijst naar de verhouding tussen de totale schuld van vastgoedontwikkelaars en hun eigen vermogen. Het vaststellen van een grens voor deze ratio helpt overmatige schuldenlast te voorkomen, wat kan leiden tot financiële instabiliteit als ontwikkelaars moeite hebben om hun schulden terug te betalen.
  2. Kaspositie: Dit houdt in dat vastgoedontwikkelaars een minimale hoeveelheid liquide middelen moeten aanhouden in verhouding tot hun kortlopende schulden. Een gezonde kaspositie zorgt ervoor dat ontwikkelaars voldoende middelen hebben om aan hun financiële verplichtingen te voldoen en om onvoorziene tegenvallers op te vangen.
  3. Schuldratio van vastgoedprojecten: Deze ratio verwijst naar de verhouding tussen de totale schuld van een vastgoedproject en de opbrengsten ervan. Het vaststellen van een grens voor deze ratio helpt risico’s te beperken door ervoor te zorgen dat vastgoedprojecten niet overmatig worden gefinancierd en dat ontwikkelaars verstandige investeringsbeslissingen nemen.

Het naleven van deze “drie rode lijnen” is cruciaal voor vastgoedontwikkelaars om te voldoen aan de richtlijnen van de Chinese overheid en om de stabiliteit van de vastgoedmarkt te waarborgen. 

De Fiscale Puzzel: 10% vs. 16,5% in Pensioenregelingen

Heeft u nog inzicht in de complexe fiscale wereld van pensioenregelingen? Het is als jongleren met percentages en regels die niet altijd even helder zijn. Laten we vandaag de aandacht vestigen op een intrigerende vraag: 10% of 16,5%? 

De fiscaliteit van pensioenregelingen in de 2de pijler is geen kinderspel. De regels rond maximale premies zijn al ingewikkeld, maar ook bij uitkering komt er heel wat kijken. Denk maar aan de verschillen tussen de belasting van een VAPZ en een IPT-uitkering. Een van de redenen voor deze complexiteit is het feit dat de belasting op een 2de pijler-uitkering kan variëren van 20% tot 10%. In dit artikel duiken we in de fiscale spelregels van 2de pijler pensioenverzekeringen en richten we ons specifiek op de rechten en plichten voor de verlaagde belasting volgens het generatiepact. 

Achtergrond: Het Generatiepact 

In 2005 introduceerde de overheid het generatiepact om mensen die langer werken te belonen en zo de arbeidsduur te verlengen. Kort gezegd, onder bepaalde voorwaarden wordt de belasting op aanvullende pensioenen in de 2de pijler verminderd naar 10%. Laten we eens kijken hoe deze regeling er in theorie en praktijk uitziet. 

Belastingen en Sociale Bijdragen in de 2de Pijler 

De belasting op 2de pijler pensioenverzekeringen in België is allesbehalve eenduidig. Sociale bijdragen spelen hierbij een rol, met onder andere een RIZIV-bijdrage van 3,55% en een solidariteitsbijdrage van 2%. Deze bijdragen zijn van toepassing op de totale uitkering. 

Van 20% naar 16,5%: Taxatie op Uitkering 

Na aftrek van sociale bijdragen volgt de belasting op het verzekerd kapitaal. Tot 2013 was de standaard aanslagvoet 16,5%, maar op 1 juli van dat jaar werd het tarief voor niet-wettelijk gepensioneerden van 60 en 61 jaar verhoogd naar 20%. Vanaf 62 jaar blijft de aanslagvoet 16,5%, tenzij het generatiepact van toepassing is en de aanslagvoet naar 10% daalt. 

Voorwaarden Generatiepact 

Het generatiepact beloont diegenen die actief blijven tot de wettelijke pensioenleeftijd met een verlaagde belasting van 10%. Om hiervoor in aanmerking te komen, moet men aan bepaalde voorwaarden voldoen, zoals minstens 50% beroepsactiviteit en specifieke criteria voor werknemers en zelfstandigen. 

Nieuwe Ontwikkelingen Sinds 2019 

In 2019 is er een wijziging doorgevoerd, waardoor personen die vanaf die datum met een volledige loopbaan van minstens 45 jaar op pensioen gaan ook kunnen profiteren van het verlaagde belastingtarief van 10%. 

Bewijsvoering en Uitzonderingen 

Het bewijzen van het recht op het verlaagde tarief kan een administratieve uitdaging zijn. Pensioeninstellingen houden vaak 16,66% bedrijfsvoorheffing in, maar bij bewijs van de juiste voorwaarden wordt het te veel ingehouden bedrag bij de volgende aanslag verrekend. Uitzonderingen gelden voor specifieke pensioenregelingen zoals VAPW en RIZIV-polissen. 

Wat zegt uw Financial Butler?

In het complexe landschap van pensioenregelingen en belastingen is het generatiepact een interessante puzzel. Een mix van percentages, voorwaarden en uitzonderingen maakt het niet altijd eenvoudig. Maar met kennis en begrip kunnen we de fiscale puzzel van pensioenen ontrafelen. 

Wat verandert er voor u in 2024 op het vlak van beleggingsfiscaliteit?

Laten we meteen beginnen met het goede nieuws: ondanks talloze politieke aankondigingen in 2023 brengt het nieuwe jaar vooralsnog geen ingrijpende fiscale wijzigingen voor uw beleggingen.  

Aan de beurstaks (TOB), de roerende voorheffing (RV) die door de bank wordt toegepast op roerende inkomsten en op sommige meerwaarden (de zgn. Reynders-taks), evenals de jaarlijkse taks op effectenrekeningen is niets gewijzigd.  

Dit geldt ook voor de personenbelasting: de fiscale voordelen blijven dezelfde, al zijn de bedragen in 2024 telkens wat hoger omdat zij – na een standstill van twee jaar – opnieuw werden geïndexeerd:  

  • Interesten die u in 2024 ontvangt uit gereglementeerde spaarrekeningen worden vrijgesteld van roerende voorheffing tot 1.020 EUR per persoon. Interesten boven die grens zullen aan een roerende voorheffing van 15% worden belast. 
  • Dividenden die u in 2024 ontvangt uit individuele aandelen zijn vrijgesteld van roerende voorheffing tot een maximum van 833 EUR per belastingplichtige. In eerste instantie zal bij de inning van uw dividenden automatisch 30% roerende voorheffing worden afgehouden. U kunt van de vrijstelling genieten door die roerende voorheffing te recupereren via uw belastingaangifte in 2025. Op die manier kunt u tot 249,90 EUR recupereren (= 833  EUR  × 30%). Dankzij de indexering is dat dus 9,90 EUR meer dan vorig jaar.  
  • U kunt dit jaar tot 1.020 EUR storten in uw pensioenspaarfonds of -verzekering. Dus 30 EUR meer dan vorig jaar. Dan geniet u een belastingvoordeel van 30%. Ook kunt u storten tot het hogere plafondbedrag van 1.310 EUR, maar dan valt het fiscaal voordeel op het geheel terug tot 25%. Kiest u voor dat tweede, stort dan minstens 1.225 EUR om te vermijden dat uw fiscaal voordeel lager uitvalt dan wanneer u tot 1.020 EUR spaart. 

Koopt u in 2024 een tweede verblijf of opbrengsteigendom en financiert u de aankoopprijs (deels) met een krediet, dan geeft dit krediet niet langer recht op een belastingvermindering in het langetermijnsparen. De normale interestaftrek, waardoor het onroerend inkomen geheel of gedeeltelijk geneutraliseerd wordt in uw aangifte, blijft echter behouden. 

 

Tak 23 

Bij de keuze van uw beleggingen zal de toepasselijke fiscaliteit ook in 2024 een belangrijk onderdeel blijven vormen.  

Wees u er bij het maken van die keuze goed van bewust dat Tak 23 belangrijke troeven bezit op het vlak van beleggingsfiscaliteit, die ook in 2024 stevig overeind blijven:  

  • Tak 23 kent een erg gunstige fiscale behandeling: alleen de wettelijke, eenmalige “premietaks” van 2% is verschuldigd en dat is meteen de enige belasting; 
  • Tak 23 is vrijgesteld van beurstaks (TOB); 
  • Wanneer onderliggende fondsen of aandelen (fonds dédié) dividenden uitkeren, zijn die nagenoeg altijd volledig vrijgesteld van roerende voorheffing (RV); 
  • Interesten en meerwaarden zijn nooit aan RV onderworpen (dus ook niet wanneer het fonds meer dan 10% obligaties bevat); 
  • Luxemburgse Tak 23 zijn niet onderhevig aan de effectentaks die geldt vanaf 1 miljoen EUR.  

Als kers op de taart is Tak 23 een efficiënt en doeltreffend instrument om uw successieplanning te regelen op een elegante en fiscaal zekere manier.  

Zo kunnen echtgenoten er bijvoorbeeld voor kiezen om een Tak 23 op beider naam af te sluiten. Zo’n contract heeft als voordeel dat het bij het eerste overlijden gewoon kan blijven verder lopen zonder dat het plots moet worden verkocht. Alle rechten gaan over op de langstlevende, die er volledig vrij over kan beschikken. Zolang de langstlevende echtgenoot geen opvragingen doet uit het contract, moet er geen aangifte in de nalatenschap gebeuren of erfbelasting worden betaald. Dat moet alleen gebeuren in geval van effectieve opvragingen na het eerste overlijden én bovendien slechts ten belope van de helft van de opvraging (indien men onder een gemeenschapsstelsel was gehuwd). Dit heeft als groot voordeel dat de langstlevende echtgenoot alleen maar erfbelasting betaalt op wat hij/zij effectief opmaakt. Bovendien besparen de kinderen hiermee nadien ook erfbelasting: zij zullen dankzij de Tak 23-verzekering erfbelasting in twee nalatenschappen betalen i.p.v. één en dus tweemaal genieten van het laagste tarief. Wenst u de fiscale finesses van een Tak 23 op beider naam in de vingers te krijgen? Lees meer in dit artikel 

Indien de beleggingsfiscaliteit in de toekomst op belangrijke punten wijzigt, mag u erop rekenen dat wij u hierover inlichten via deze nieuwsbrief. 

Heeft u vragen of wenst u meer info? Aarzel niet om een afspraak te maken met een van onze financial butlers

Maak een vrijblijvende afspraak

Hoe vermijd ik de progressieve belasting van mijn Interne Pensioen Belofte?

In de wereld van aanvullende pensioentoezeggingen voor bedrijfsleiders, bestond vroeger de OPB, ook wel bekend als onderhandse pensioenbelofte, en lijkt er een belangrijke ontwikkeling te zijn. Het attractiebeginsel, dat stelt dat een onderhands pensioenkapitaal belast wordt als bezoldiging wanneer de bedrijfsleider zijn mandaat nog uitoefent, wordt mogelijk ondergraven door recente uitspraken van het Antwerpse hof van beroep. 

Een onderhandse pensioenbelofte betreft een individuele pensioentoezegging waarbij de vennootschap, zonder tussenkomst van een verzekeraar, het aanvullend pensioenkapitaal rechtstreeks uitkeert aan de bedrijfsleider bij pensionering. Tot voor kort werd gesteld dat het attractiebeginsel van toepassing was als de uitkering plaatsvond terwijl de bedrijfsleider nog in functie was. Dit resulteerde in progressieve belastingen, vaak tegen 50 %, in plaats van het gunsttarief van 16,5% dat normaal geldt voor aanvullende pensioenen. 

Recente arresten van het Antwerpse hof van beroep, zoals op 10 oktober 2023, tonen echter een andere benadering. Volgens het hof kwalificeert een onderhands pensioen als een pensioeninkomen en niet als bedrijfsleidersbezoldiging. Het hof stelt ook dat artikel 34 van de fiscale wetgeving geen effectieve pensionering vereist voor het pensioeninkomen. Deze uitspraak lijkt in tegenspraak met het attractiebeginsel zoals toegepast door de Administratie. 

Deze ontwikkeling heeft belangrijke fiscale implicaties voor bedrijfsleiders met een onderhandse pensioenregeling. Voorheen was het gebruikelijk om de uitkering van het pensioenkapitaal uit te stellen totdat de bedrijfsleider zijn mandaat neerlegde om het attractiebeginsel te omzeilen. Echter, sinds 2016 verplicht een wet dat aanvullende pensioenen, inclusief onderhandse pensioenkapitalen, worden uitgekeerd bij het opnemen van het wettelijk pensioen, zelfs als de bedrijfsleider actief blijft. 

De combinatie van het opnemen van het wettelijk pensioen en actief blijven als bedrijfsleider resulteert in een paradoxale situatie waarin het pensioenkapitaal niet alleen progressief wordt belast, maar ook de belastingvermindering voor pensioenen niet kan worden genoten. Dit lijkt in strijd met het beleid dat gericht is op het stimuleren van een langer beroepsactief leven. 

Het Antwerpse hof van beroep heeft met zijn recente uitspraken het attractiebeginsel in twijfel getrokken, en het blijft de vraag of de Administratie hieraan gevolg zal geven. Opmerkelijk is dat er geen cassatievoorziening is aangetekend tegen het arrest van 10 oktober 2023, wat de impact van deze uitspraak zou kunnen vergroten. 

Voor bedrijfsleiders die streven naar het gunsttarief van 16,5%, is het van belang dat zij ‘gepensioneerd’ zijn volgens de fiscale wetgeving. Hoewel de wet zelf geen definitie geeft van ‘pensionering’, kan de recente pensioenwet van 18 december 2015 als leidraad dienen. Deze wet definieert pensionering als de effectieve ingang van het wettelijk rustpensioen met betrekking tot de beroepsactiviteit die aanleiding gaf tot de opbouw van de pensioenprestaties. Dit betekent dat een bedrijfsleider die zijn wettelijk pensioen opneemt, zelfs als hij actief blijft, fiscaal als ‘gepensioneerd’ kan worden beschouwd. 

Er lijkt echter nog een ander fiscaal gevaar te loeren, namelijk de aftrekbaarheid voor de vennootschap. Artikel 52, 5° WIB 1992 spreekt over de fiscale aftrek van een onderhands pensioenkapitaal voor gewezen bedrijfsleiders. Of deze aftrek ook geldt wanneer het pensioenkapitaal wordt uitgekeerd aan een bedrijfsleider die nog actief is, blijft onduidelijk. 

Wat zegt uw Financial Butler?

Voor bedrijfsleiders die het zekere voor het onzekere willen nemen, kan overwogen worden om de onderhandse pensioenbelofte om te zetten in een IPT-verzekering via externalisatie. Hierbij wordt het pensioenkapitaal uitgekeerd door een verzekeraar, wat het attractiebeginsel omzeilt. Het 10%-gunsttarief is dan mogelijk zelfs van toepassing als de bedrijfsleider zijn mandaat voortzet tot de wettelijke pensioenleeftijd. 

De recente uitspraken van het Antwerpse hof van beroep zorgen voor nieuwe perspectieven in het complexe landschap van interne pensioenbeloften. Het is raadzaam om juridisch en fiscaal advies in te winnen om de meest geschikte strategie te bepalen in het licht van deze ontwikkelingen. 

Een verzekering bij overlijden: Via de IPT of toch beter privé?

Dit artikel onderzoekt of het afsluiten van een overlijdensverzekering financieel gezien het beste kan gebeuren via een Individuele Pensioentoezegging (IPT) of een privépolis. Een overlijdensverzekering is belangrijk omdat het vroegtijdig overlijden van een levenspartner financiële problemen kan veroorzaken voor het gezin. Het wegvallen van inkomen, vooral voor jonge gezinnen, kan de levensstijl van de overlevende ouder beïnvloeden en nadelige gevolgen hebben voor de kinderen. Een verzekering tegen vroegtijdig overlijden wordt daarom als een oplossing beschouwd. 

IPT wordt gedefinieerd als een pensioenovereenkomst voor bedrijfsleiders en rechthebbenden, waarbij ook een uitkering bij vroegtijdig overlijden kan worden voorzien. In dit artikel worden drie scenario’s onderzocht voor het afsluiten van een overlijdensverzekering: 

  • Scenario 1: Privé Polis

In dit scenario wordt de premie privé betaald en fiscaal behandeld onder langetermijnsparen (3de pijler). De premie is aftrekbaar van de belastingen en levert een fiscaal voordeel op. De netto kost voor de verzekeringnemer wordt lager dan de bruto premie, maar de vennootschap moet een loonkost dragen om de premie te kunnen betalen. De uitkering bij overlijden wordt belast. 

  • Scenario 2: IPT Polis

Hier betaalt de vennootschap de premie en fiscaal wordt dit behandeld onder de IPT (2de pijler). De verzekeringstaks is hoger, maar de premie is volledig aftrekbaar voor de vennootschap zonder bijkomende inkomstenbelastingen voor de bedrijfsleider. Hoewel de netto kost voor de vennootschap in dit scenario in eerste instantie hoger lijkt dan in scenario 1, blijkt het totaalplaatje interessanter te zijn. De uitkering bij overlijden wordt ook belast, maar de totale kost is lager. 

  • Scenario 3: Buiten Fiscaliteit

In dit scenario wordt de premie privé betaald en buiten iedere fiscaliteit gehouden (4de pijler). Er is geen fiscaal voordeel op de premie, maar er zijn ook geen belastingen op de premie of uitkering. Successierechten kunnen echter van toepassing zijn, en deze kunnen aanzienlijk variëren afhankelijk van de begunstigde. 

Conclusie: Uit de vergelijking blijkt dat, ondanks de hogere taksen op de premie en uitkering, een IPT vaak de meest efficiënte manier is om een hoger verzekeringskapitaal te verkrijgen met dezelfde financiële inspanning van de vennootschap. Het economisch voordeel van een IPT wordt vooral duidelijk wanneer de vennootschap de premie kan dragen. Belastingen op uitkeringen en successierechten zijn belangrijke overwegingen bij het maken van deze keuze. 

Dit artikel benadrukt het belang van een overlijdensverzekering en toont aan dat, afhankelijk van de situatie, een IPT vaak de meest gunstige optie is om financiële bescherming te bieden bij vroegtijdig overlijden. 

Hoe structurele excess cash slim beleggen?

Voor veel vennootschappen is het een bekend probleem: overtollig geld dat gewoon op een spaarrekening staat. Ondanks de (beperkte) rente die je momenteel ontvangt op een spaar- of termijnrekening, is het werkelijke rendement door het huidige inflatieniveau nog steeds negatief.

Gelukkig zijn er alternatieven voor vennootschappen met een (middel)lange beleggingshorizon. In dit artikel willen we graag meer uitleg geven over een zogenaamd Tak 6-contract, ook bekend als een kapitalisatiecontract. Dit specifieke contract is bedoeld voor vennootschappen en verschilt van een traditionele verzekering doordat er geen verzekerde en begunstigde zijn.

Flexibiliteit & Diversificatie
Met een Tak 6-contract kun je investeren in een breed scala aan beleggingsfondsen van internationale fondsenbeheerders. Afhankelijk van je risicobereidheid en beleggingshorizon kun je kiezen voor een meer of minder dynamische invulling. Het mooie van dit contract is de grote flexibiliteit. Je kunt zelf bepalen hoeveel van je vermogen wordt blootgesteld aan aandelen, door de juiste mix van beleggingsfondsen en trackers te selecteren. Dit betekent dat je niet per se voor 100% in aandelen hoeft te zitten, zoals bij een DBI-mandaat.

Kosten & Fiscaliteit
Een Tak 6-contract wordt gezien als één belegging, waardoor het gemakkelijker is voor je boekhouding. Het arbitreren binnen het contract heeft geen boekhoudkundige gevolgen, in tegenstelling tot het rechtstreeks aanhouden van individuele beleggingsfondsen. Wat de fiscale aspecten betreft, worden de meerwaarden op contractniveau belastbaar, maar de eventuele minwaarden kunnen ook worden afgetrokken. Stortingen in het kapitalisatiecontract zijn vrijgesteld van de taks op verzekeringsverrichtingen. Bovendien beleggen verzekeringsmaatschappijen in goedkope clean shares van externe fondsen (indien beschikbaar).

Een Luxemburgs kapitalisatiecontract via een Belgisch bijkantoor
Met een Tak 6-contract geniet je van extra bescherming door de Luxemburgse veiligheidsdriehoek. Dit biedt solide garanties in geval van faillissement van de verzekeraar, omdat de activa van de verzekeringsnemers worden bewaard op speciale rekeningen bij erkende bewaarbanken, waarop de belegger voorrang heeft. De Luxemburgse toezichthouder, CAA (Commissariat aux Assurances), houdt hier strikt toezicht op. Vanwege veranderende tijden geven veel beleggers en financieel adviseurs er de voorkeur aan om dit Luxemburgse contract aan te houden via een Belgisch bijkantoor, zodat het vermogen in eigen land blijft.

Een Tak 6-contract kan ook worden gecombineerd met een veiligere belegging via een zogenaamd Tak 26-contract, dat recht geeft op een gegarandeerde minimumrente. In tegenstelling tot een Tak 21- en Tak 23-contract is hier geen premietaks verschuldigd.

Onze Financial Butlers staan klaar om een oplossing op maat van jouw behoeften uit te werken. We doen dit graag in samenspraak met jouw boekhouder of accountant. Neem gerust contact met ons op voor meer informatie.

Langetermijnsparen: een slimme keuze voor 2023?

Wist je dat langetermijnsparen een slimme zet is, vooral nu het hervormingsplan van minister Van Peteghem mogelijk fiscale voordelen zal beperken vanaf 2024? Het is dus verstandig om nu nog een contract af te sluiten en te profiteren van de voordelen.

Waarom langetermijnsparen?

Naast het bekende pensioensparen en sparen voor later, biedt fiscaal langetermijnsparen een extra aanvulling op je pensioen. Het mooie is dat je niet alleen belastingvoordeel geniet op de premies die je tijdens je loopbaan stort, maar ook tijdens je pensioen. Met langetermijnsparen bepaal je zelf de einddatum van het contract, die kan samenvallen met je pensioenleeftijd of later.

De impact van het fiscale hervormingsplan

Minister Van Peteghem’s voorstel voor fiscale hervormingen om het fiscaal voordeel van langetermijnsparen vanaf 2024 te beëindigen, maakt het nog interessanter om nu een contract af te sluiten. Bestaande contracten behouden hun fiscale voordelen tot de eindvervaldag, maar verlenging van contracten is niet mogelijk. Een nieuw contract afsluiten kan wel nog in 2023, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

Profiteer van 30% fiscaal voordeel

Met langetermijnsparen kun je jaarlijks tot 705,00 euro minder belastingen betalen. De maximale premie die je voor belastingvermindering kunt inbrengen, varieert en is afhankelijk van je belastbaar beroepsinkomen en persoonlijke situatie, met een maximum van 2.350,00 euro. Als je het maximumbedrag kunt inbrengen, geniet je een belastingvoordeel van 30% of 705,00 euro per jaar.

Flexibiliteit en vrijheid

Het langetermijnsparen kent een eindbelasting, meestal via een anticipatieve heffing van 10% op je 60ste verjaardag of 10 jaar na het sluiten van het contract als je 55 jaar of ouder bent. Je kunt de reserve echter kosteloos geheel of gedeeltelijk opvragen zonder fiscale penalisatie als je contract minstens 10 jaar heeft gelopen en er eindbelasting is betaald, of als je met pensioen of vervroegd pensioen bent.

Exclusief via een verzekeraar

Langetermijnsparen kan alleen worden afgesloten via een verzekeraar. Het is een interessante optie om extra pensioenkapitaal op te bouwen, met een aantrekkelijke fiscale beloning van maximaal 705 EUR/jaar.

Wanneer is Langetermijnsparen interessant?

Langetermijnsparen is beschikbaar voor iedereen met een beroepsinkomen. Het biedt niet alleen een goede manier om extra pensioenkapitaal op te bouwen, maar dankzij de fiscale voordelen geniet je ook van een extra rendementshefboom, omdat de overheid een deel van je premie indirect betaalt. Door de belastingvermindering kun je jaarlijks aanzienlijk besparen.

Belangrijk aandachtspunt

Let wel op de huidige fiscale wetgeving die bepaalt dat er een gemeenschappelijk potje bestaat op de belastingbrief voor jouw stortingen in het kader van langetermijnsparen, de kapitaalsaflossing voor jouw (oude) hypotheeklening, en de premies van de schuldsaldoverzekering gekoppeld aan die kapitaalsaflossing. Dit potje mag het absolute bedrag van 2.350 euro/jaar niet overschrijden. Controleer dus goed of je nog ruimte hebt om de premies voor het langetermijnsparen fiscaal in te brengen.

Wil je meer weten over langetermijnsparen en hoe het jou kan helpen? Neem dan gerust contact met ons op.

Jouw erfbelasting verzekeren?

Het verzekeren van erfbelasting kan een manier zijn om ervoor te zorgen dat er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om de verschuldigde belasting te betalen bij een erfenis.

Er zijn enkele mogelijke benaderingen om dit op een correcte manier te doen:

  • Levensverzekering:

Een vaak voorkomende strategie is het afsluiten van een levensverzekering die specifiek is ontworpen om de erfbelasting te dekken. Het verzekerde bedrag moet voldoende zijn om de belastingverplichtingen te dekken. Bij overlijden van de verzekerde wordt het uitgekeerde bedrag gebruikt om de erfbelasting te betalen.

  • Uitvaartverzekering:

Een uitvaartverzekering kan ook helpen bij het dekken van de erfbelasting, aangezien de uitkering na overlijden kan worden gebruikt om de belastingverplichtingen te voldoen. Het is echter belangrijk om te controleren of het uitgekeerde bedrag toereikend  is om de volledige erfbelasting te dekken.

  • Schenkingen:

Een andere strategie kan zijn om tijdens het leven schenkingen te doen aan de beoogde erfgenamen, zodat de omvang van de nalatenschap en daarmee de erfbelasting wordt verminderd.

B-sure kan helpen om de regels en beperkingen met betrekking tot schenkingen en de impact op de erfbelasting in jouw specifieke rechtsgebied te begrijpen. Het is belangrijk om op te merken dat belastingwetten en -regels kunnen variëren afhankelijk van het rechtsgebied waarin je je bevindt.

Wij kunnen je helpen bij het bepalen van de beste strategie om de erfbelasting correct te verzekeren en te betalen.

Korte pauze

De Amerikaanse centrale bank houdt de pauzeknop van het monetaire beleid (even) ingedrukt. Naar alle waarschijnlijkheid slechts tot eind juli, wanneer een volgende hike met een kwart procent in de steigers wordt gezet. Uit de warrige commentaren van de Fed-voorzitter wordt afgeleid dat dit wellicht de laatste zal zijn van een reeks van verschroeiende verhogingen van haar beleidstarief. Nadien volgt een relatief lange periode van stabiele beleidsrentevoeten die pas in de tweede helft van 2024 een behoorlijke kans krijgt om geleidelijk wijze te dalen tot een niveau van 4,25% tegen medio 2025. Dit is nog steeds een restrictief hoog tarief dat de onzekerheid van de financiële markten uitstraalt over de bekwaamheid van de Fed om de kerninflatie substantieel terug te dringen.

Voor de Amerikaanse aandelenmarkten is het voorlopig voldoende om het einde van de tunnel te zien en in de komende maanden rekening mogen te houden met een plafonnering van de beleidsrente (of deze zich bevindt op 5% of 5,25% is niet zo belangrijk). Voor obligatiebeurzen is dit vooruitzicht echter nog steeds onvoldoende om een herstelbeweging in te zetten. Integendeel, door het beperkte dalingspotentieel van de rentetarieven situeert het startschot voor deze remonte zich steeds verder in de tijd.

Hopelijk maakt de Fed van deze tijdelijke windstilte gebruik om haar recente beleid met een objectieve blik te evalueren. Zoals opnieuw bleek uit de meest recente cijfers, blijft de kerninflatie immers verdacht hoog, ondanks een stijging van de officiële rentetarieven met 5% (!) sinds maart 2022. De algemene inflatie-index is wel degelijk flink afgenomen (dit is vooral merkbaar bij de groothandelsprijzen) maar hieraan heeft de centrale bank geen enkele verdienste. Deze daling staat immers volledig op rekening van de neerwaarts gerichte grondstoffen- en energieprijzen.

Ook de meeste andere deelcomponenten van de inflatie-indices houden zich gedeisd. De loonstijgingen in de private sector blijven voorlopig binnen een aanvaardbare band dankzij de realistische ingesteldheid van Corporate America. De exponentiële groei van de geldmassa (M2) is intussen tot bedaren gekomen omdat de noodzaak hiertoe is weggeëbd, na het volledig terugschroeven van de verstikkende maatregelen om de verspreiding van het Corona-virus te voorkomen. Ook vanuit dit gegeven moet men zich niet aan een versnelling van de inflatie verwachten. De liquiditeitsinjecties in het financiële systeem zijn intussen volledig stilgevallen (ook al lokte de drastische wijze waarop dit werd doorgevoerd ei-zo-na een nieuwe financiële crisis uit).

De opwaartse druk op de algemene inflatie-indicatoren verloor hierdoor aan kracht. De politiek van de centrale bank heeft hieraan geen enkele verdienste.

Uitgezuiverd voor energie- en voedselprijzen is dit helaas niet het geval. De kerninflatie weigert om te plooien. Dit fenomeen is grotendeels te wijten aan de renteverhogingen zelf. De financieringskosten van bedrijven nemen immers in belangrijke mate toe[i].

De sterk toegenomen financiële kosten worden vanzelfsprekend aan de eindconsument doorgerekend, zodat de rentestijgingen van de Fed en de ECB leiden tot een toename van de kerninflatie. In de algemene inflatiecijfers wordt de sprong van de financieringskosten gecompenseerd door dalende energieprijzen. Bij de kerncijfers is dit per definitie niet het geval.

Met een gewicht van 40% vormen de huurprijzen de belangrijkste deelindex van de kerninflatie. Deze sector heeft traditioneel echter een zeer hoge schuldratio waardoor de gestegen financieringskosten zich vrij snel vertalen in toenemende huurprijzen. Wat bezielt de Fed in hemelsnaam dan om de hypotheekrente te laten oplopen tot het hoogste niveau in 15 jaar? Hiermee wordt de (kern)inflatie immers verder aangewakkerd. Misschien is het de bedoeling om de bouwsector wat af te koelen? Deze sector vormt echter slechts 2% van de totale werkgelegenheid en daarenboven weigert zelfs die kleine sector om te breken onder het geweld van de centrale bank. Na een initiële duik neemt de activiteitsgraad intussen weer in belangrijke mate toe.

In de huidige omstandigheden zouden de inflatie-indices sneller een neerwaarts pad kunnen inzetten wanneer de rente zou dalen (en hierdoor de financieringskosten kunnen afnemen).

Ook de ECB heeft hier allerminst oren naar. In tegenstelling met haar Amerikaanse tegenvoeter werd het depositotarief verder opgetrokken en staat er nog een stijging met 25 basispunten om de hoek op ons te wachten. Het succes van de Europese rentestijgingen is zo mogelijk nog beperkter dan in de VS. Ondanks de sterk gedaalde energieprijzen en de afgenomen druk op de wereldmarkten voor voedsel, blijft het prijspeil verder versnellen voor de eindconsument die geconfronteerd wordt met double digit -groeicijfers voor voedingsproducten.

Dit duidt op een substantiële margeverbreding bij producenten. Greedflation heet dat dan, waartegen de Europese overheden opvallend weinig verweer bieden.  Het is een open vraag wat we gaan doen wanneer de voedselprijzen op de wereldmarkten terug beginnen te stijgen … De redenen hiervoor zijn overigens niet denkbeeldig. In de bread basket van de VS heersten er zeer ongunstige klimaatomstandigheden, terwijl de Zwarte Zee moeilijker bereikbaar is geworden na de implosie van de intussen beruchte dam. Daarenboven toont Rusland zich zeer terughoudend om de akkoorden over voedseltransporten over de Zwarte Zee te verlengen.

De aandelenbeurzen lijken dit allemaal met het nodige relativeringsvermogen op te nemen en lieten in de eerste helft van 2023 een bewonderenswaardige prestatie optekenen. Ondanks onze appreciatie voor deze resultaten, mogen we niet uit het oog dat de bereikte waarderingsniveaus veronderstellen dat we het ongetwijfeld zwakke tweede en derde kwartaal van 2023 zonder al te veel kleurscheuren door zullen spartelen om vervolgens vanaf begin 2024 komaf te maken met alle kwelduivels die de economische ontwikkeling nu nog vertroebelen.

Grafiek : Evolutie van enkele wereldbeurzen sedert 1/1/2023 (returnindices[ii] in lokale munt)Mooie prestatie maar ook een gedurfdekoerswaardering

Dit getuigt van moed en een optimistische houding, die gebaseerd is realistische veronderstellingen. Maar dit scenario zal in de komende maanden herhaaldelijk aan een lakmoestest worden onderworpen. Het verwachte draaiboek kan gaan wankelen wanneer de voedsel- en energieprijzen de verkeerde richting uitslaan wanneer het militaire conflict een (nog) grimmigere vorm aanneemt of indien de economische barometers in de VS of de Eurozone een diepere terugval laten optekenen dan nu wordt aangenomen.

Gelet op de weerbaarheid van de arbeidsmarkten lijkt ons dit onwaarschijnlijk. De recente, sterke terugval van een aantal Europese conjunctuurindicatoren voedt echter de twijfels over de onmiddellijke toekomst van de economie van het Avondland. De Amerikaanse economie lijkt echter af te stevenen op een scenario dat meer lijkt op een soft landing dan op een economische recessie, maar dat is grotendeels toe te schrijven aan demografische factoren.

De aandelenmarkten in de VS zijn intussen al stevig vooruitgelopen, vooral in de technologiesector. In de Eurozone werd het beursniveau opgetild door de koersstijgingen van de commerciële banken. Dit laatste grotendeels omwille van de margeverbetering dankzij het tijdelijke verschil van de opbrengsten op de interbancaire geldmarkten en de vergoeding voor spaardeposito’s.

Het zou ons dan ook niet verbazen dat de beursindices in de komende weken een wat lager niveau gaan opzoeken, om nadien met vernieuwd vertrouwen toe te slaan, wanneer de evolutie van de inflatie-indicatoren dat toelaat en er meer zekerheid komt over het economische herstel in het najaar van 2023.

Van China kan er alleszins weinig of geen steun worden verwacht. De economische groei is er immers dermate zwak dat hiervan geen positieve impuls kan uitgaan voor de rest van de wereldeconomie, zoals dat vroeger wel het geval is geweest. Het post-Corona tijdperk heeft weliswaar voor een kortstondige opstoot van de Chinese economische groei gezorgd maar dit bleef grotendeels beperkt tot de dienstensector. De industriële sectoren blijven echter kampen met structurele problemen, niet in het minst door de demografische druk als gevolg van de één-kind-politiek die in 1979 werd ingevoerd en tot rampzalige gevolgen leidt op de Chinese arbeidsmarkt.

De overheid kan hieraan niets meer wijzingen en verlaagt -bij gebrek aan betere ideeën- stelselmatig haar officiële rentetarieven in de hoop hiermee wat economische groei uit te lokken. Voor inflatie hoeft men in China echter niet te vrezen. De prijsindicatoren wijzigen er nauwelijks of niet. De zwakte van de economie en de dalende rente verzwakken de wisselkoers van Yuan systematisch ten opzichte van de euro en de VS-dollar, zodat noch Chinese aandelen, noch obligaties enig perspectief bieden. Het enige lichtpunt zijn de vernieuwde Chinees-Amerikaanse gesprekken die in een positieve sfeer lijken te verlopen. Daar ligt ook de enige hoop om het mensonwaardige conflict in Oekraïne sneller tot een oplossing te brengen.

Hoe laat je een groepsverzekering uitbetalen: in één keer of toch maar in stukjes?

Met een groepsverzekering bouw je een extralegale spaarpot op voor later, als aanvulling op uw wettelijk pensioen. Het betreft een levensverzekeringspolis, die de werkgever afsluit voor zijn personeel. De uitbetaling ervan kan in één keer of in stukjes gebeuren. Minister van Financiën Vincent Van Peteghem (cd&v) maakte deze zomer zijn blauwdruk voor een grote fiscale hervorming bekend. Om de toegang tot pensioensparen te verbreden voor alle werknemers en de betaalbaarheid daarvan te kunnen garanderen, wil hij onder meer de voorkeursbehandeling voor uitkeringen in kapitaal in het kader van een groepsverzekering gradueel wegwerken. Dat zit zo: een groepsverzekering via de werkgever geeft recht op de opgebouwde spaarpot vanaf  pensionering. Je krijgt dan in principe de keuze tussen een uitbetaling van het gespaarde kapitaal in één keer of in stukjes. In dat laatste geval spreken we van een periodieke rente.

Wat denkt jouw Financial Butler?

In het geval van de uitkering van een groepsverzekering in de vorm van een rente, wordt de levenslang gegarandeerde rente echter stopgezet bij het overlijden van de begunstigde; het saldo van het kapitaal valt in de nalatenschap.

Onder het systeem van de rente na afstand van kapitaal dooft de rente uit bij overlijden en hebben de erfgenamen geen (erf)recht op het saldo van het kapitaal. Dit kan vooral nadelig zijn in het geval van een vroegtijdig overlijden van de oorspronkelijke begunstigde. Eventueel is het mogelijk om een aangroei van de rente te voorzien in het voordeel van de langstlevende, maar dit gaat gepaard met een zekere kostprijs. Een dergelijke aangroei van rente zorgt ervoor dat de rente zal worden verdergezet na overlijden in het voordeel van de langstlevende echtgenoot/partner. Een dergelijke aangroei van rente is in principe onderworpen aan erfbelasting.

Ook op fiscaal vlak maakt het wel degelijk een verschil of een pensioen wordt uitgekeerd onder de vorm van een kapitaal of in de vorm van een rente.

Indien de uitkering van bij het begin is uitgedrukt in een rente, zal deze rente belast worden zoals elke andere vorm van pensioen, met name met toepassing van de progressieve tarieven in de personenbelasting. Daardoor kunnen deze renten enerzijds genieten van de belastingvermindering inzake pensioenen, maar anderzijds kan het marginaal tarief van 50% van toepassing zijn indien de belastingplichtige aanzienlijke andere inkomsten geniet (inkomsten uit onroerend goed, pensioenen, etc.). Het is dus niet uitgesloten dat er een aanzienlijke belasting zal worden geheven op de rente.

Indien het daarentegen een rente betreft na afstand van kapitaal, zal de jaarlijkse rente forfaitair belast worden, berekend aan 3% van het bedrag van het afgestane kapitaal. Dit forfaitair bedrag wordt beschouwd als een roerend inkomen, onderworpen aan een afzonderlijke belastingheffing van 30%, te verhogen met de gemeentebelasting.

Het “renteklimaat” in België is fiscaal niet interessant genoeg om van periodieke betalingen gebruik te maken. Er is wel een verzekeraar op de Belgische markt die het aantrekkelijk maakt om het uitbetaalde pensioenkapitaal (of een deel hiervan) om te zetten in een gegarandeerde levenslange netto onbelastbare uitkering.Een persoon van de leeftijd van 67 jaar, zal bij een storting van € 100.000,00 levenslang een netto maandelijks bedrag genieten van € 296,24 (3,7%).

Bij het overlijden van de begunstigde wordt vervolgens ook het resterende kapitaal uitbetaald aan de nabestaanden. Het is zelfs mogelijk om het te gebruiken in het kader van vermogensstructurering, door het te schenken met een last onder de vorm van een rente.

Welke opties hebt u?

De wet legt geen voorwaarden op voor de uitbetaling van de groepsverzekering. Het pensioenreglement vermeldt de concrete mogelijkheden. De meest voorkomende is de eenmalige uitkering van het kapitaal. Volgens de verzekeraarskoepel Assuralia kiezen ruim negen op de tien werknemers daarvoor.
“Voorziet jouw groepsverzekering in de toekenning van het kapitaal in de vorm van een periodieke rente, dan bepaalt het pensioenreglement de regelmaat”, zegt Sammy Bogaert, adviseur levensverzekeringen bij Assuralia. “Meestal is dat maandelijks of per kwartaal. Je geniet in principe van een levenslange uitkering, maar je kunt niet vrij beschikken over het opgebouwde kapitaal.”
“Ook als je groepsverzekering voorziet in een eenmalige uitbetaling van het kapitaal, heb je wettelijk het recht om het bedrag toch nog te laten omzetten in een levenslange rente. Ook dan verlies je het beschikkingsrecht over het kapitaal.”

Is een indexering van de rente mogelijk?

De hoge inflatie maakt  spaargeld jaar na jaar minder waard. Helaas kan de rente niet automatisch gekoppeld worden aan zo’n algemene prijsstijging. “Groepsverzekeringspolissen kunnen wel voorzien in een indexering tegen een vast percentage”, merkt Sammy Bogaert op. “Maar dat vertaalt zich voor eenzelfde beginkapitaal dan in een lagere rente bij de start van de uitkering, in vergelijking met het bedrag dat je zou ontvangen bij een vaste rente.”

Hoe wordt de groepsverzekering belast?

Bij een eenmalige uitbetaling worden van het opgebouwde brutokapitaal (inclusief winstdeelname) allereerst een Riziv-bijdrage (3,55%) en een solidariteitsbijdrage (0 tot 2%) afgehouden. Daarna volgt een eindbelasting op het brutobedrag (zonder winstdeelname). Die hangt af van allerlei parameters:
• Op het deel van het pensioenkapitaal dat is opgebouwd met de werknemersbijdragen, geldt een belasting van 16,5 procent voor stortingen tot 1993 en van 10 procent op de stortingen vanaf 1993.
• De belasting op het gedeelte van het kapitaal dat gevormd is door de werkgeverspremies hangt af van de leeftijd op het moment van de uitbetaling en hoelang je actief bent gebleven. Het tarief varieert tussen 10 en 20 procent. In de meeste gevallen bedraagt het 10 of 16,5 procent (plus gemeentelijke opcentiemen).

“Voorziet jouw groepsverzekering in een uitbetaling in rente, dan betaal je dezelfde Riziv-bijdrage, maar geen solidariteitsbijdrage”, zegt Sammy Bogaert. “Daarna wordt bij elke uitkering nog belasting afgehouden. Het periodieke inkomen wordt belast in de personenbelasting volgens de progressieve tarieven. Daardoor komen de rentes wel in aanmerking voor een belastingvermindering inzake pensioenen, maar worden ze – indien je al veel andere inkomsten geniet – mogelijk belast tegen het marginale tarief van 50 procent (plus gemeentelijke opcentiemen).”

“Voorziet jouw groepsverzekering in de uitkering van een kapitaal, maar beslis je het bedrag alsnog te laten uitbetalen in rente, dan wordt eerst een belasting afgehouden alsof de uitbetaling zou gebeuren in de vorm van een eenmalig kapitaal. Vervolgens betaal je  jaarlijks een afzonderlijke roerende voorheffing van 30 procent op 3 procent van het resterend kapitaal (plus gemeentelijke opcentiemen).”

Het fiscale regime verschilt dus naargelang de gekozen wijze van de uitkering. Uit het bovenstaande kunnen we concluderen dat de uitbetaling in kapitaal doorgaans de meest voordelige formule is. Maar die voorkeursbehandeling wil minister Van Peteghem dus wegwerken. Wordt vervolgd.

Wat gebeurt wanneer u overlijdt na uw pensionering?

Indien de uitkering van de groepsverzekering in één keer gebeurde, dan maakt wat overblijft van het pensioenkapitaal deel uit van de nalatenschap. Tenminste, indien er geen goede vermogensplanning werd uitgewerkt. Het is dan ook belangrijk u daarover tijdig te informeren bij een expert.

Kies je voor de uitbetaling in de vorm van een periodieke rente, dan wordt die in principe levenslang uitgekeerd, dus tot op het moment waarop u sterft. Sammy Bogaert: “Het reglement van de groepsverzekering kan wel een eventuele rente-overdracht op de langstlevende partner bevatten, tot wanneer die overlijdt. Een overdraagbare rente ligt voor eenzelfde beginkapitaal wel wat lager dan een niet-overdraagbare rente.” “Heb je ervoor gekozen het kapitaal alsnog te laten omzetten in een periodieke rente in plaats van het in één keer te laten uitbetalen? In dat geval heb je eigenlijk afstand van kapitaal gedaan, waardoor de erfgenamen na het overlijden in principe geen recht op het saldo van dat kapitaal hebben. Bij een vroegtijdig overlijden kan dat nadelig zijn.”

Wat gebeurt wanneer u overlijdt vóór uw pensionering?

In de meeste groepsverzekeringen zit een overlijdensdekking. Als je zou overlijden vóór de pensioenleeftijd, wordt een bedrag uitbetaald aan uw naasten. Hoe hoog dat bedrag is en wie het krijgt, staat beschreven in het pensioenreglement.
“Overlijd je vóór pensionering, dan wordt het uitgekeerde overlijdenskapitaal onderworpen aan een eindbelasting van 10 tot 16,5 procent (plus gemeentelijke opcentiemen) en in bepaalde gevallen ook aan een Riziv- en een solidariteitsbijdrage”, merkt Sammy Bogaert op. “Bovendien is ook erfbelasting verschuldigd, tenzij het kapitaal wordt uitgekeerd aan de echtgenoot of aan de kinderen jonger dan 21 jaar.”

Bron: Trends , 26/10/2022

Auteur: Roel Van Espen

Dit artikel werd gereproduceerd met toestemming van de uitgever, alle rechten voorbehouden. Elke reproductie dient het voorwerp uit te maken van een specifieke toestemming van de beheersvennootschap License2Publishinfo@license2publish.be.