Link gekopieerd

B-sure

to read this

Maak een afspraak

B-sure het laatste nieuws

Nieuwe taks op effectenrekeningen

In een tijd waarin Frankrijk de vermogensbelasting op financiële activa opheft, doet de Belgische wetgever het tegenovergestelde en verzwaart het de belasting op effectenportefeuilles door een nieuwe belasting in te voeren. Naast de taks op beursverrichtingen (waarvan de tarieven en plafonds onlangs zijn verhoogd), heeft de nieuwe taks op effectenrekeningen gevolgen voor Belgische belastingplichtigen die-  in België of in het buitenland – portefeuilles hebben waarvan de totale waarde EUR 500.000 overschrijdt. Deze jaarlijkse belasting geldt vanaf de eerste euro tegen een tarief van 0,15%.

Opgemerkt dient te worden dat de activa binnen een levensverzekeringspolis op geen enkele wijze wordt beïnvloed door deze nieuwe taks op effectenrekeningen. Dit versterkt de interesse van vermogende particulieren om voor een levensverzekering te opteren voor het structureren van hun financiële vermogen.

Hieronder vindt u een artikel geschreven door Aurélien Vandewalle & Mathieu Van Overeem de firma Joyn Legal voor Lombard International Assurance waarin de kenmerken van de nieuwe belasting worden toegelicht.

Nieuwe taks op effectenrekeningen : Kapitaalbelasting met als doel een fiscale gelijkheid?*

(De volgende nota is geen advies of mening. De informatie in dit document is slechts indicatief en kan niet worden toegepast zonder een correct onderzoek voor elke specifieke situatie.)

 

De Kamer van Volksvertegenwoordigers heeft op 1 februari 2018 het Wetsontwerp tot invoering van de belasting op effectenrekeningen goedgekeurd.[1] De inwerkingtreding van de wet zal normaal gesproken plaatsvinden de dag na de publicatie in het Belgisch Staatsblad[2], zoals werd aangekondigd in de maand februari 2018.

BELASTINGEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP FYSIEKE PERSONEN DIE EEN EFFECTENREKENING HEBBEN

Deze belasting zal jaarlijks, tegen een tarief van 0,15% [3],worden aangerekend op de effectenrekeningen die worden gehouden door inwoners natuurlijke personen in België, ongeacht de plaats waar deze effectenrekeningen worden aangehouden, en de effectenrekeningen die worden aangehouden door niet-inwoners natuurlijke personen in België.

Het belastbare feit is het houden van een effectenrekening gedurende een “referentieperiode”. Als u voor één dag van de referentieperiode een effectenrekening aanhoudt, wordt de belasting betaald over de gemiddelde waarde van de rekening. De wet voorziet dat, bij afwijking, de taks niet dient te worden betaald, als het aandeel van de titularis minder bedraagt dan 500.000 EUR. Met andere woorden, de taks zal moeten betaald worden wanneer het deel van de titularis in de effectenrekening 500.000 EUR bedraagt. In dit geval, zal de taks van toepassing zijn vanaf de eerste euro.

Elke natuurlijke persoon die in het bezit is van een effectenrekening, wordt geacht onderhevig te zijn aan de belasting, ongeacht het aandeel in de effectenrekening en ongeacht de aard van de rechten (volle eigendom, blote eigendom of vruchtgebruik).[4] De wet gaat ervan uit dat elke medehouder een identiek aandeel in de rekening heeft en dus onderhevig is aan hetzelfde deel van de belasting. Het is dan aan de belastingbetaler, die eigenaar is van bijvoorbeeld 1% van de portefeuille of die een recht van blote eigendom heeft, om de werkelijke rechten te bewijzen die hij op de rekening heeft.[5] Het vermoeden kan niet toelaten dat er aan het betalen van de taks ontkomen wordt en laat de titularis niet toe om vrijgesteld te worden om de noodzakelijke aangifte te doen. Bijvoorbeeld, een effectenrekening van 1,8 miljoen EUR met vier mede-titularissen: twee mede-titularissen bezitten elk 45% van de rekening (zijnde 810.000 EUR) en de twee anderen elk 5% (zijne 90.000 EUR). Zelfs indien de wet vermoedt dat elke mede-titularis een identiek deel in de rekening heeft, zijnde 25% (450.000 EUR), zullen de twee mede-titularissen met 45%, en zij alleen, onderhevig zijn aan het betalen van de taks op hun deel van de effectenrekening.

FINANCIËLE INSTRUMENTEN IN AAMERKING NEMEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE BELASTING

De belasting is gericht op een breed spectrum van financiële instrumenten[6], waaronder beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen, beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde obligaties, beleggingsfondsen, warrants, rechten in BEVEKS, kasbons, certificaten betreffende aandelen en obligaties, enz.

Beleggingen gedaan via een levensverzekering zijn niet onderworpen aan de belasting, ongeacht het type levensverzekeringscontract (tak 21 met een uitvoeringsgarantie, tak 23 verbonden aan een “fonds dédiés” of “collectieve fondsen”).

In de Memorie van toelichting heeft de Regering uitdrukkelijk verklaard dat het aandeel van de titularis in één of meerdere effectenrekeningen wordt geviseerd, “met uitzondering van het aandeel in de gemiddelde waarde dat wordt gehouden in het kader van een levensverzekering”[7].

De Wetgever heeft besloten om de geregistreerde effecten die niet zijn geregistreerd op effectenrekeningen niet in de belastingbasis op te nemen. Wanneer men de redenen onderzoekt die de Regering ertoe heeft gebracht om deze beslissing te nemen, is het toegestaan om de relevantie van het gekozen criterium in twijfel te trekken.[8]

Liquiditeiten en termijnrekeningen werden niet opgenomen in het belastinggebied.[9]

De Wetgever heeft voorzien in ‘antimisbruikbepalingen’ tegen belastingbetalers die op twee specifieke manieren proberen de belasting te ontduiken. De eerste antimisbruikbepaling is de belastingbetaler die, sinds 9 december 2017, geprobeerd heeft of zal proberen om belasting te ontduiken door zijn aandelen die aangehouden worden op een effectenrekening, om te zetten in aandelen op naam die uitsluitend via een register worden bewaard. De tweede antimisbruikbepaling betreft de belastingbetaler die sinds 1 januari 2018 heeft geprobeerd of zal proberen de belasting te ontwijken door haar financiële instrumenten aan te bieden aan een onderneming die onderworpen is aan de vennootschapsbelasting.[10]/[11] Deze tweede antimisbruikbepaling is verrassend wanneer men weet dat het aanhouden van een effectenportefeuille via een onderneming onder een geheel ander belastingstelsel valt, hetgeen niet noodzakelijkerwijs voordeliger is in termen van belasting. Belastingbetalers in deze situaties moeten op eigen initiatief de financiële instrumenten aangeven[12] en belasting betalen over de betreffende effecten. Een verschil tussen de twee antimisbruikbepalingen kan worden opgemerkt. In het geval van een inbreng aan een bedrijf, zou de antimisbruikbepaling van toepassing zijn zonder tijdslimiet, terwijl in geval van een omzetting in een aandeel op naam, de antimisbruikbepaling slechts van toepassing zou zijn op een “fiscaal jaar”. [13]

Beleggen in een levensverzekering kan geen belasting-gerelateerd misbruik vormen.[14] Enerzijds konden de twee specifieke antimisbruikbepalingen van de Wetgever, die een dergelijke operatie niet dekken, niet worden toegepast. Aan de andere kant bevat het Wetboek diverse rechten en taksen geen algemene maatregel ter bestrijding van misbruik. Hoe dan ook, zelfs in het bijzijn van een dergelijke algemene antimisbruikmaatregel, moet worden opgemerkt dat een investering in een levensverzekering niet in strijd is met de doelstellingen van een bepaling van de belasting op effectenrekeningen [15] of met het Wetboek diverse rechten en taksen. Integendeel, door te beleggen in een levensverzekering zou de 2%-belasting op premies moeten worden betaald, die zelf is bepaald in het Wetboek diverse rechten en taksen.

HOE EN OP BASIS VAN WELKE WAARDE WORDT DE BELASTING IN DE PRAKTIJK BEREKEND?

De periode die in aanmerking wordt genomen bij het bepalen van de gemiddelde waarde van de belastbare effecten is de “referentieperiode”. Dit is een periode van 12 opeenvolgende maanden, die aanvangt op 1 oktober en eindigt op 30 september. [16]Binnen deze “referentieperiode”, heeft de Wetgever verschillende “referentietijdstippen” gedefinieerd, die overeenkomen met de laatste dag van elk kwartaal (31/12 – 31/3 – 30/6 – 30/9). In geval van meerdere titularissen, zal het deel van elke titularis in de effectenrekening geregistreerd moeten worden op elk referentietijdstip. Om de “gemiddelde waarde” van de effectenrekening te bepalen, worden de waarden voor elk van de vier “referentietijdstippen” opgeteld en vervolgens gedeeld door vier om het gemiddelde te verkrijgen.

De wet voorziet in speciale “referentietijdstippen” in geval van het openen of sluiten van een rekening, in geval van overdracht van een effectenrekening of in geval van verplaatsing van de woonplaats van de belastingplichtige buiten België.[17] Op een schematische manier kunnen we zeggen dat als “referentietijdstippen” ontbreken, de “gemiddelde waarde” van de effectenrekening zal worden berekend op basis van de enige beschikbare “referentietijdstippen”.

WIE MOET ER IN DE PRAKTIJK DE BELASTING BEPALEN EN BETALEN EN HOE ?

Wat de rekeningen betreft die bij Belgische bankinstellingen aangehouden worden, zal de belasting in beginsel rechtstreeks door deze instellingen worden geheven.[18] Deze aftrek gebeurt automatisch als het aandeel van de belastingplichtige op de rekening minstens 500.000 EUR bedraagt. Deze aftrek is optioneel als het aandeel van de belastingplichtige lager is. In de praktijk hebben de Belgische banken aangegeven dat zij al hun cliënten die een effectenrekening aanhouden, ongeacht hun waarde, zullen ondervragen om te adverteren of de heffing van de belasting voor te stellen;

Voor rekeningen bij buitenlandse instellingen zijn er twee situaties mogelijk. De buitenlandse bank zal besluiten om als belastingplichtige voor effectenrekeningen op te treden en zal – in principe met instemming van de klant – de belasting behouden om deze aan de Belgische Staat te betalen. Of de buitenlandse bank kiest niet voor deze regeling en dan is de klant als Belgische inwoner zelf gebonden door de administratieve formaliteiten met betrekking tot deze belasting.

In elk geval zal de belastingplichtige die meerdere effectenrekeningen aanhoudt, zelf moeten controleren of de drempel van 500.000 EUR al dan niet wordt bereikt. Dan, als de belasting niet is ingehouden door de bank (door een Belgische bank als een belastingplichtige die een rekening heeft van minder dan 500.000 EUR, de heffing weigert en door de buitenlandse bank als zij deze dienst niet aanbiedt en/of als de belastingbetaler de heffing weigert), moet de belastingbetaler de meldingsformaliteiten invullen en de belasting betalen aan de Schatkist. De belastingbetaler zal ook moeten zorgen voor de aangifte van de belasting als deze voorkomt in één van de twee gevallen van specifiek misbruik, zoals hierboven besproken.

Wanneer de belastingplichtige verplicht is om de belasting te declareren, moet deze verklaring door hem worden afgelegd via het internetplatform “My Minfin” op “uiterlijk de laatste dag van de invoering van de aangifte inkomstenbelasting”. Bijvoorbeeld, een belastingplichtige die verantwoordelijk is voor de aangifte van de belasting op de effectenrekeningen, dewelke verschuldigd zijn voor de eerste referentieperiode, eindigend op 30 september 2018, moet deze belastingaangifte tegelijkertijd doen met zijn belastingaangifte in de personenbelasting, via Taks-On-Web in juli 2019.[19] Betaling van de vergoeding is vereist op 31 augustus 2019.[20]

In ieder geval moet elke Belgisch ingezeten natuurlijke persoon die houder is van een effectenrekening, in België of in het buitenland, of waarbij de drempel van 500.000 EUR al dan niet bereikt wordt, in zijn aangifte inkomstenbelasting het bestaan van de effectenrekeningen die hij aanhoudt, vermelden.[21]

NAUWELIJKS AANGENOMEN, NU AL OMSTREDEN?

De Raad van State bracht in zijn analyse van het Wetsvoorstel verschillende aspecten van deze belasting ter sprake, die in strijd zouden kunnen zijn met normen van hogere waarde. De wet is echter niet aangepast om deze grieven te verhelpen. In de komende maanden worden er acties voor de nietigverklaring van deze wet verwacht.

CONCLUSIE

De nieuwe belasting maakt een onmiskenbaar deel uit van de voortdurende stijging van de belastingdruk op inkomen uit roerend goed.[22]

Het is op zijn zachtst gezegd merkwaardig dat de Belgische regering beslist om een vermogensbelasting in te voeren die slechts een deel van het roerend erfgoed betreft, precies op het moment dat onze Franse buren beslissen om hun eigen vermogensbelasting te beperken tot het vastgoedpatrimonium alleen. Wil België Frankrijk helpen zijn “fiscale bannelingen” te repatriëren?

Op het gebied van “belastingrechtvaardigheid” betreuren wij dat de nieuwe belasting van toepassing is, eenmaal de drempel van 500.000 EUR is bereikt, vanaf de eerste EURO. Een persoon met een effectenrekening met een gemiddelde waarde van 499.999 EUR betaalt daarom niets, terwijl de persoon wiens account een gemiddelde waarde van 500.000 EUR heeft, de belasting van 0,15% op de totale waarde van de effectenrekening zal moeten betalen.

Bovendien maakt de nieuwe belasting ook deel uit van een trend van toenemende belastingen en het vergroten van de administratieve lasten die daarmee gepaard gaan. Voor belastingplichtigen die rekeningen hebben in België, worden deze administratieve lasten over het algemeen opgeslorpt door de bank, maar de kosten weerspiegelen noodzakelijkerwijs de bankkosten die zij draagt; voor degenen die in het buitenland een rekening hebben, zullen zij niet alleen in hun jaarlijkse verklaring aan het Natuurlijke Personenbelasting het bestaan van de rekening en de inkomsten die zij hebben verzameld moeten vermelden, maar ook (i) de details van deze rekeningen bekendmaken en hun wijziging in het centrale contactpunt bij de Nationale Bank; (ii) elke maand een verklaring over de Beursbelasting indienen en betalingen van deze belasting doen; en (iii) ten slotte een verklaring afleggen voor de nieuwe belastingen op de rekeningen. Is een dergelijke vermenigvuldiging van de administratieve druk op Belgische ingezetenen met rekeningen in het buitenland echt verenigbaar met een echte vrijheid om financiële diensten en vrij verkeer van kapitaal binnen de EU te bieden?

De echte uitdaging voor belastingbetalers die een deel van hun vermogen in het buitenland willen behouden, om voor de hand liggende redenen van diversificatie van het “landenrisico”, is nu niet langer alleen om de belasting van haar vermogen te optimaliseren, maar om meer en meer vooruit te lopen op toekomstige verhogingen van de belastingdruk via meerdere “hervormingen” en om de administratieve lasten die daarmee gepaard gaan te beperken.

 

* Volgens de Regering wordt « de taks op de effectenrekening […] ingevoerd met het oog op een meer rechtvaardig fiscaal beleid» (Wetsontwerp houdende invoering van een taks op de effectenrekeningen, memorie van toelichting 11 december 2017, Ch., Sess. 2017-2018, DOC 54 2837/001, p.5).
[1] Deze belasting zal worden beheerst door de nieuwe artikelen 151 tot 158/6 van de Belgische Wet op de diverse rechten en taksen.
[2] Artikel 18 van het Wetsontwerp houdende invoering van een taks op de effectenrekeningen, tekst aangenomen  plenaire vergadering op 1 februari 2018, Ch., Sess. 2017-2018, DOC 54, 2837/009.
[3] Artikel 153 van het Wetboek diverse rechten en taksen.
[4] Artikel 152, al. 1, 5°, al. 1 van het Wetboek diverse rechten en taksen.
[5] In het geval van verdeling van rechten tussen een naakte eigenaar en een vruchtgebruiker, moet worden verwezen naar de toepasselijke wettelijke of contractuele bepalingen om de waarde van de rechten van elk te bepalen.
[6] Artikel 152, al. 1, 2° van het Wetboek diverse rechten en taksen.
[7] Memorie van toelichting, op. cit., p.4.
[8] De Belgische Regering rechtvaardigt deze keuze door te oordelen dat de instrumenten die op een effectenrekening zijn gedeponeerd « in essentie tot doel [hebben] beleggingen en vermogensverrijking te faciliteren», terwijl « Aandelen op naam vaak investeringen [zijn] voor langere tijd die veelal aangehouden worden met het oog op een actievere deelname als aandeelhouder aan het “leven” van de emitterende vennootschap
» (Memorie van toelichting, op. cit., p. 6 en 13). De dichotomie is simplistisch en niet aangepast aan de realiteit.
[9] Er moet ook worden opgemerkt dat derivaten (zoals « opties, warrants en futures») niet aan de belasting zijn onderworpen.
[10] Artikel 152, al. 1, 5°, al. 2 van het Wetboek diverse rechten en taksen.
[11] Het is interessant om op te merken dat de anti-misbruikmaatregel alleen verwijst naar een “inbreng” in een “aan de vennootschapsbelasting onderworpen rechtspersoon”, op voorwaarde dat die inbreng wordt gedaan “met als enig doel aan de taks (…) te ontkomen”. Daarom moet uit de wet worden afgeleid dat een inbreng in een buitenlandse onderneming – per definitie niet onderworpen aan de Belgische vennootschapsbelasting – of een inbreng in een rechtspersoon onderworpen aan de rechtspersonenbelasting (bijvoorbeeld een stichting) niet onder de antimisbruikbepaling zou vallen, zelfs als de inbreng alleen zou worden gedaan om belasting te ontwijken.
[12] Het lijkt erop dat de wet vereist dat de belastingbetaler die zo’n belastingmisbruik pleegt, vrijwillig de belasting declareert en betaalt. Dit principe kan worden begrepen in het geval van belastingmisbruik m.b.t. de omzetting in effecten op naam voor zover dit misbruik vereist dat, volgens de wettekst, een materieel element (de omzetting van effecten) wordt gebruikt. Het principe van een spontane verklaring is echter minder begrijpelijk in de context van misbruik van een inbreng aan een vennootschap, waarvoor een materieel element (de inbreng) en een intentioneel element (een inbreng “met als enig doel aan de taks te ontkomen”).
[13] Met betrekking tot de inbreng aan een bedrijf, bepaalt de wet dat « de inbrenger van de effectenrekening geacht wordt titularis te zijn van de ingebrachte effectenrekening”, zonder verdere details (artikel 152, 1°, b)).
[14] Ter herinnering, volgens de huidige positie van de Dienst voorafgaande beslissingen, moet de betaling van een verzekeringspremie in contanten worden voldaan.
[15] Zoals hierboven vermeld, heeft de Wetgever opzettelijk en expliciet levensverzekeringscontracten uitgesloten van de reikwijdte van de effectenbelasting.
[16] Voor het jaar 2018 wordt deze referentieperiode ingekort en de belasting wordt berekend o.b.v. de waarden (referentietijdstip) van de resterende drie kwartalen (31 maart, 30 juni en 30 september).
[17] Artikel 154, §2 van het Wetboek diverse rechten en taksen.
[18] Artikel 158/3, §1, al. 2 van het Wetboek diverse rechten en taksen.
[19] Artikel 158/4, §1, al. 1 van het Wetboek diverse rechten en taksen.
[20] Artikel 158/4, §1, al. 2 van het Wetboek diverse rechten en taksen.
[21] Artikel 16 van de nieuwe wet tot wijziging van artikel 307, §1, al. 2, nieuwe paragraaf e) WIB. De §1, al.1 heeft uitsluitend betrekking op de belastingaangifte van natuurlijke personen.
[22] Er wordt aan herinnerd dat de bronbelasting momenteel gestaag is gestegen tot 30%; dat de belasting op beurstransacties, die werd verlengt tot buitenlandse rekeningen o p1 januari 2017, werd verhoogd tot 1 januari 2018; de zogenaamde « kaaiman »-belasting is zojuist gewijzigd op 1 januari 2018 om de reikwijdte ervan uit te breiden, enz.