Link gekopieerd

B-sure

to read this

Maak een afspraak

B-sure het laatste nieuws

You must believe in spring

In tegenstelling tot de bescheiden verwachtingen die werden gekoesterd voor het derde kwartaal van 2021, verrasten de resultaten van de Amerikaanse bedrijven (weeral) met stevige groeicijfers, zowel inzake winstontwikkeling als inzake omzet. Vier op vijf van de ondernemingen presteerden beter dan verwacht en dat zelfs met gemiddeld 10,3 %. Daardoor viel dit kwartaal weliswaar net naast het podium van de beste kwartalen over de laatste 15 jaar, maar mocht het met een knappe vierde plaats toch meer dan trots zijn op zijn prestaties want die werden neergezet in de moeilijke context van haperende aanbodketens, stijgende grondstoffen- en energieprijzen, politieke onzekerheid en een afzwakkend economisch momentum.

De beste prestaties waren terug te vinden in de bouwsector, bij de commerciële dienstverlening, financials, technologie en industriële bedrijven. Tegenvallende sectoren waren nutsvoorzieningen en energie. Maar ook binnen de sterk presterende sectoren waren er opvallende ontgoochelingen als Disney, Intel, Amazon, Twitter en eBay.

In vorige kwartalen moest er telkens nog even gewacht worden, maar deze keer volgden de beloning en afstraffing vrijwel onmiddellijk en resulteerden ze in een gemiddelde beursstijging van 1,1 % en een terugval met 1,8 % voor bedrijven die hun verwachte resultaten overstegen of die onder de verwachting scoorden.

De flessenhals in de aanbodketen bleek alleszins minder hinderlijk dan eerder aangenomen, terwijl bedrijven de gestegen prijs van intermediaire goederen nog steeds vlot – lees: zonder omzetverlies – kunnen doorrekenen in hun eindprijzen, zodat de winstmarges intact blijven.

Dit resulteert vanzelfsprekend in hogere inflatiecijfers maar ondanks het verwachte hogere niveau van de consumptiecijfers wisten de recent gepubliceerde CPI-cijfers iedereen toch zeer onaangenaam te verrassen.

 

Grafiek 1: Evolutie van de kleinhandelsprijzen in de VS (kern-CPI), huurprijzen en nieuwe wagens

 

Een stijging van de kleinhandelsprijzen met 4,6 % op jaarbasis kun je niet zomaar parkeren als een tijdelijke opstoot, zoals de Amerikaanse centrale bank dat beweert. Binnen de inflatie-indicatoren zijn er wel degelijk enkele structurele componenten die een sterke stijging lieten optekenen. Vooral huurprijzen en medische kosten kenden een opvallende opstoot. De sterkste sinds 1992. De prijzen van nieuwe auto’s kenden zelfs de grootste opsprong sedert 1975!

De Amerikaanse centrale bank richt zich bij het uitstippelen van haar beleid echter niet op de CPI-index maar op de meer uitgevlakte PCE-index. Hierop is het weliswaar nog weken wachten maar de stijgingen in de eerstgenoemde prijsindex zullen zich ongetwijfeld ook doorzetten in het maatgetal dat de Fed hanteert zodat de druk verder zal toenemen om het huidige beleid met rentestijgingen bij te sturen.

Ook in de eurozone zijn er zeer sterke stijgingen van de inflatie-indicatoren. Dat hebt u vanzelfsprekend ook al gemerkt aan de kassa van het grootwarenhuis en het tankstation, terwijl u ongetwijfeld al bent opgeschrokken door de gas- en elektriciteitsfactuur. De verwachte inflatie kan worden teruggerekend uit inflation-linked bonds. Deze berekening wijst op een scherpe stijging van het prijspeil binnen 12 maanden maar over het lustrum kalmeert de prijsstijging zich gemiddeld tot 2 % op jaarbasis. Was dit enkele jaren geleden niet het ultieme doel van de ECB?

 

Grafiek 2: Verwachte inflatie in de eurozone binnen 1 en 5 jaar

 

 

De impact van deze opzienbarende evolutie van de Amerikaanse kleinhandelsprijzen op de beurskoersen viel al bij al nog mee. Tot nu toe, hooguit te vergelijken met een dreigende donderwolk die even voor de zon schuift. Veel van de negatieve invloed van hogere inflatie wordt momenteel immers gecompenseerd door het nagenieten van de recente publicatie van de bedrijfswinsten over het derde kwartaal. De nominale groeivoet van de bedrijfswinsten overstijgt immers in ruime mate de opstoot van het prijspeil en dit wordt verwacht zich te herhalen in de komende kwartalen. Ook uit de laatste werkgelegenheidsstatistieken valt voorlopig nog geen alarmerende toename in de loonmassa te signaleren.

Zolang dit laatste niet het geval is, zal de Fed niet geneigd zijn om een radicale omvorming van haar huidige, soepele monetaire beleid door te voeren. De financiële markten kunnen voorlopig leven met de aangekondigde afbouw van het aankoopprogramma (de zogenaamde tapering) van 15 miljard $ per maand. Hierdoor zal tegen juli 2022 de huidige quantitative easing (dit is systematische aankoop van 120 miljard $ obligaties per maand) afgelopen zijn.

Er is echter wat meer onenigheid over het verwachte tempo waarmee de beleidsrente zal (en moet) worden opgetrokken. De centrale bank laat zich echter nu nog niet vastpinnen op een of ander patroon maar de markten gaan blijkbaar uit van een (substantiële) stijging tegen volgend jaar met een eerste verhoging van 25 basispunten in juni 2022, gevolgd door verdere opwaartse aanpassingen in september en december. Dit gezapige tempo is niet van aard om de beurzen te verontrusten.

Er is overigens ook geen enkele reden om het huidige nultarief nog lang aan te houden. Uit de conjunctuurindicatoren blijkt weliswaar een stabilisatie van de industriële economische groei (op een zeer hoog niveau) maar van de bedrijven uit de dienstensector wordt verwacht dat ze verder vooruit zullen stomen. De combinatie van beide componenten leidt intussen tot een ongezien sterk economisch momentum voor de komende maanden.

 

 

Grafiek 3: Conjunctuurvoorspelling VS economie (Industrie en diensten, gecombineerd)

 

Dit bleek trouwens ook al uit de meest recente werkgelegenheidscijfers waar een substantiële verbetering kon worden vastgesteld. Gelet op de nu reeds waarneembare krapte op de arbeidsmarkt, de oplopende vraag naar energie en grondstoffen en de haperende aanbodketens voorspelt dit echter weinig goeds voor het Amerikaanse inflatiefront. De verwachte inflatie springt met reuzensprongen vooruit.

Vandaar dat wij snellere ingrepen op de kortetermijnrente verwachten. De professionele Swapmarkten voorzien immers een gevoelig snellere en grote beweging van de beleidsrente, minstens één hike (met minstens 25 basispunten) binnen zes maanden, snel gevolgd door een reeks aanpassingen in de volgende kwartalen. Dit zal telkens wel gepaard gaan met de nodige gevoeligheden op de financiële markten, maar al bij al brengt dit tempo van renteverhogingen ons slechts binnen enkele jaren terug op het peil waarop de beleidsrente zich bevond voor het uitbreken van de pandemie.

Ondanks al het inflatiegeweld houdt de langetermijnrente zich zeer gedeisd. Dit is enerzijds een uiting van het vertrouwen in het monetaire beleid.

 

 

Grafiek 4: Rente op overheidsobligaties (10 jaar) in de eurozone en VS

 

De verwachte stijging van de Amerikaanse rente op 10 jaar blijft beperkt tot een bescheiden 25 basispunten tegen eind 2022 en 35 basispunten tegen november 2023.

Anderzijds is dat natuurlijk ook het gevolg van het systematisch opkopen van obligaties door de centrale bank. Hierdoor is het waargenomen signaal dat uit de rentecurve kan worden afgeleid, sterk vertekend. Zeg maar gerust: gemanipuleerd.

 

 

Grafiek 5: Verwachte rentestijging op langetermijnobligaties in de VS op 10 jaar binnen 1 en 2 jaar

 

 

De conjunctuurbewegingen in de eurozone zijn veel minder uitgesproken. Er heerst – terecht – optimisme over een nakende, substantiële groei maar dat wordt steeds nadrukkelijker afgezwakt door de oplopende COVID-19-cijfers. Iedere poging tot versoepeling van de maatregelen wordt genadeloos afgestraft met een nieuwe golf van besmettingen, gelukkig met afnemende fataliteitsgraad, deels het gevolg van de vaccinaties maar ook omwille van het mildere karakter van de meest besmettelijke variant van het virus.

Ondanks de onweerswolken die samentroepen boven de financiële markten, blijft de waargenomen volatiliteit relatief beperkt en dalen de risicopremies zelfs. Dit betekent dat beleggers genoegen nemen met een afnemende vergoeding op de aandelenmarkt. Een betere blijk van vertrouwen bestaat er niet. Als je de implosie van de technologieaandelen in 2000 en de ineenstorting van de markten in 2008-2009 – zij het met enige kleerscheuren –  hebt overleefd, daarna de vervaarlijke eurozone-crisis zag wegebben en het heldhaftige verweer tegen de pandemie nog vers in het geheugen hebt, dan kun je terecht de vraag stellen of de huidige opstoot van de inflatie en het toenemende aantal covidbesmettingen van aard kunnen zijn om de aandelenbeurzen van hun fundamentele opwaartse pad af te brengen. Dat mag echter niet tot overmoed leiden. Alert blijven, blijft echter de boodschap.

Onze asset-allocatie blijft overwogen in aandelen, met nadruk op de VS en met (terug) toegenomen interesse voor zowel technologie als industriële waarden in Europa. Dit sluit niet uit dat enkele winstnemingen konden worden doorgevoerd met betrekking tot bedrijven waar de prijs-kwaliteitverhouding geleidelijk verslechterd is. Dit geeft ons tegelijk de kans om fundamentele posities in de portefeuille verder aan te vullen, zodat bedrijven die operatief zijn in automatisatie, cloudgerichte toepassingen, logistiek, medische apparatuur en beveiligingssoftware een nog prominentere plaats innemen in onze aandelenselectie.

Voor de groeilanden ruimen we enkel plaats in voor India, maar we blijven gepositioneerd wanneer China (eindelijk) terug zijn opwachting zal maken. Dat kan echter nog maanden aanslepen, gelet op de groeikrampen waarmee de rode reus momenteel te kampen heeft. Deze malaise weegt ongetwijfeld op de wereldgroei maar hierdoor blijft ook de ontwikkeling van de grondstoffenprijzen (enigszins) onder controle. Ieder nadeel heeft zijn voordeel.

In obligatieland lijkt de zoektocht naar enig rendement steeds meer op het stropen van een kei. Maar de gestegen dollarkoers blaast gelukkig wat wind in de zeilen, samen met de uitstekende prestaties van Chinees overheidspapier en Scandinavische bedrijfsobligaties. Door de verwachte rentestijgingen bieden obligaties echter bitter opwaarts potentieel voor de nabije toekomst.

COVID-19 is intussen met succes aan zijn tweede winteroffensief begonnen en verbaast er zich wellicht over hoe het kan dat de mensensoort hierdoor alsnog verrast blijkt te zijn. Zelfs met de fanfare op kop weet dit virus ons keer op keer te verschalken. In de Lage Landen zijn de cijfers intussen (weer) compleet ontaardt en strijden de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden om de Europese titel. We hadden het hoogste stapje op dat podium echter liever op de groene grasmat of op veldwegen behaald.

 

 

Grafiek 6: COVID-19-besmettingen

 

 

Een nieuwe verstrenging van de maatregelen dringt zich op, om ervoor te zorgen dat de ziekenhuizen niet (opnieuw) overbelast worden. Had men dan intussen niet beter wat capaciteit bijgebouwd in plaats van met euvele overmoed een overwinning op het virus te verzinnen?

Als we lessen mogen trekken uit de vierde golf van de Spaanse griep in 1919, zal dit (laatste?) winteroffensief wel onrustwekkende proporties aannemen maar niet van fatale orde zijn, zodat we in de lente weer kunnen uitkijken naar een normalisatie van het maatschappelijke leven.

You must believe in spring.

 

 

Powered by: Prof dr. Stefan Duchateau

LinkedIN Profiel Stefan Duchateau: https://bit.ly/2Y3IorZ